Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    foefelaar
    (de ~ (m.), ~s)

    prutser, knoeier

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland.
    Foefelaar, knoeier (Cornelissen-Vervliet); Slecht of morsig werk leveren, knoeien, morsen.

    ook in de Kempen

    zie foefelen

    Die foefelaar is aan mijn auto aan ’t werken geweest en mijn handrem werkt helemaal niet meer.

    > andere betekenis van foefelen

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jun 2019 14:47
    0 reactie(s)

    foefelen
    (ww. foefelde, gefoefeld)

    iets verbergen, ergens instoppen (soms heimelijk, soms onhandig, …)

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Blijkbaar verwant met Foef. In Zuid-Nederland: Vlug of handig ergens instoppen; moffelen.

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands spreektaal

    vergelijk: wegfoefelen; infoefelen; tussenfoefelen

    Foefelt dat deken er maar goed tussen anders lig ik vannacht bloot.

    Foefelt dat briefke maar in uw spaarpot.

    En ondertussen had hij die gestolen juwelen al ergens weggefoefeld natuurlijk.

    > andere betekenis van foefelen

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jun 2019 14:45
    0 reactie(s)

    foefelen
    (ww. foefelde, gefoefeld)

    - knoeien, prutsen
    - frauderen, sjoemelen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: foefelen
    1. Bedriegelijk te werk gaan, vooral bij het spel.
    “Ik kan niet begrijpen hoedat hij altijd wint, hij moet er onder fo?felen. In kiezingen wordt er dikwijls gefo?feld”, Cornelissen-Vervliet (1899)
    2. Slecht of morsig werk leveren, knoeien, morsen.
    “Die onbehendige werkman is bezig met foefelen. Een schoolkind foefelt als het kladden maakt in ’t schrijven, De Bo (1873).

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands spreektaal

    zie ook foefelaar

    Als ge nog veel foefelt aan uwen otto is hij straks helemaal naar de knoppen.

    We hebben wat gefoefeld met de belastingen.

    > andere betekenis van foefelen

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jun 2019 14:44
    1 reactie(s)

    foefelarij
    (zn. v., ~en)

    het gefoefel (foefelen): geknoei, heimelijk gedoe, gepruts, …

    vgl. foefelare

    Die foefelarij met de peer van Pollentier is niets vergeleken met de fraude in de witteboordcriminaliteit.

    Ik ben de foefelarijen van de politiekers zo beu als kou pap (pap, beu als kou ~).

    Delcroix is weer eens de koning van de foefelarij. Deze keer met facturen van het Belgisch paviljoen op de expo van Shanghai. De witteboordcrimineel!

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jun 2019 14:43
    0 reactie(s)

    van lek m'n liptje zijn
    (uitdr.)

    zie lek mijn lippe

    ’k Zien gisteren no De Karmeliet gewist in de Langestroate en ’t was van lek m`n liptje wi!
    (Ik ben gisteren naar de Karmeliet geweest in de Langestraat en het was verdomd lekker hoor!)

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 05 Jun 2019 14:23
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.