Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ook: Mechelse stoof, plattebuiskachel
in West-Vlaanderen daarnaast ook buzestove, jachtstove
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, verouderd (bij stoof)
Bijna iedereen had vroeger een Leuvense stoof. Op de buis naar de schouw werden de potten en pannen warm gehouden. Onderaan die buis plaatsten ze meestal hun pantoffels, en op zijkanten van de pot werden de voeten gewarmd.
Te koop Leuvense stoof nog in elkaar te zetten en op te knappen. De pot is nog in goede staat. Zelf af te halen in Roeselare. € 300,00.
(advertentie)
-wat dronkenschap tot gevolg heeft
-het zich bedrinken, zuippartij, zatlapperij, zuipfeestje
-hoeveelheid drank waarmee men zich bezat.
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
“Waar hebt ge dat zatsel gekocht?” Rutten (1890).
“Hij heeft den eersten prijs behaald: er is een zatsel aan vast.” Verz. Gezelle (voor 1899).
ook in Noord-Brabant , vroeger waarschijnlijk in heel NL
Die man stond vooral bekend om zijn voorliefde voor wijnen en andere zatsels.
“Daar zulde ook geen zatsel mee oplopen” wordt gezegd wanneer alcohol in een opvallend kleine hoeveelheid wordt gepresenteerd (…)
http://www.cubra.nl/tilburgsdialect)
Een zatsel met een grote hoop is plezanter.
“Voor een „zatsel” bier- — een door hem zelf uitgevonden maat die, den uitvinder toegemeten, ongelooflijk veel kannen blijkt te bevatten houdt hij een gezelschap een heele avond aangenaam bezig" (Etsen naar het leven, door A.C. Loffelt Google books)
koolraap
zie ook sloorbiet
< sloor naam van verschillende koolachtige planten (Zuid-Nederland). = sloor ‘onbenullig iemand’. Van een basis die ‘slap hangend’ betekent en ook bv. voorkomt in sleuren, sloerie, Westvlaams sloor ‘slaphangend’, no. sl?re ‘trage mens’. (A.A. Weynen)
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In zuidelijke dialecten. Daarnaast sloer, van den stam van sleuren. Gewestelijk in Zuid-Nederland.
< Kool die zich niet sluit of nog niet gesloten heeft, maar slap blijft of nog slap is.
- Sloore, sloorkoole. Brassica Cumana, laeuis, rubra: brassica vulgaris satiua foliis extensis, kil.
< de koolsoort, die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld; koolzaad
- De Slooren vervriezen somwijlen, De Bo, Kruid-Wdb.
ook in Vlaams-Brabant
Mijn vader zette wel eens sloren als groenbemesting.
> andere betekenis van sloor
flauwvallen, bewusteloos, in zwijm vallen, van zijne center vallen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: van zijn stek vallen.
In de oorspronkelijke, reeds in het Middelnederlands bekende en nog thans in Zuid-Nederland gewone betekenis: Stok of stokje. In zeer verschillende opvattingen.
Van zijne(n) stek zijn, van zijne(n) stek geraken, niet in zijnen gewonen toestand zijn, onpasselijk worden, Cornelissen-Vervliet.
zie ook klot, van zijne ~ vallen,
vallen, van zijnzelve ~,
sus, van zijne ~ draaien,
sus, van zijne ~ vallen
’s Morgens moet ge goed eten, anders kunt ge van uwe stek vallen.
een vliegend insect, dikker en groter dan een vlieg
een bromvlieg
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In verschillende streken (zie b.v. Molema) wordt de naam mug toegepast op de insecten die in het Hollandsch vliegen heeten.
< in het Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19de eeuw van H. Molema: mug = vlieg
Pakt die mug en zet die buiten, dat gebrom begint op mijn systeem te werken.
> andere betekenis van mug
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.