Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Recente wijzigingen

    De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed RSS

    #59351

    Pier en Pauw
    (uitdr.)

    iedereen, alleman
    Ook: Pier, Pauw en Jef
    Ook: Peer en Pauw
    ook: Jef en Pier

    VD2015 online: Jan, Peer en Pauw

    oorsprong: Pieter en Pauwel
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Dikwijls in de verbinding:
    - Pieter en Paulus, op dezelfde wijze gebruikt als: Jan, Piet en Klaas.
    Waar gy nu deze Aanwijzing van daan gehaalt moogt hebben, van Pieter, of van Pauwels, uyt blauwe boekjes, straatgeruchten, of andere in- en aan-blazingen, dat is al even veel, oudaan, H. Broederm., Aanm. op de Besch. 132 (1674)
    - Die seer Heylige Apostelen Sinte Pieter en Pauwels

    In haar straat kent ze Pier, Pauw en Jef.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:07
    0 reactie(s)

    #59352

    patat
    (de ~ (v.), ~ten)

    mep, slag
    vgl. paté

    ook in Antw.: pe.taat

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Slag, oorveeg. In Z.-Nederl. en Zeeland
    - Een patat krijgen, De Bo (1873).
    - Iemand eenen patat draaien, De Bo (1873).
    - Iemand ‘ne’ pataat om zijn ooren geven, Cornelissen-Vervliet (1899)

    zie ook patat, een ~ krijgen

    Als je niet braaf bent, zal ik je een patat tegen je oren geven.

    Bij die vechtpartij heeft hij een ferme patat op zijn oog gekregen.

    Die botsing gehoord? Dat was een serieuze (serieus) patat, ze!

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:05
    2 reactie(s)

    #59353

    duvelke
    (het ~, -s)

    Een steekwagentje: een transportmiddel met een horizontaal vlak, 2 wielen en 2 handvatten dat gemaakt is om vb. bierbakken of dozen te transporteren.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: duivel: Rolwagentje. In Zuid-Nederland (V. Houcke en Sleypen, Mets. (1897); Cornelissen-Vervliet 1899).

    zie ook pierewiet, pirrewitje

    Laboratoriumjas

    De brouwer kan dankzij zijn duvelke verschillende bakken bier in 1 keer verzetten.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:04
    0 reactie(s)

    #59354

    lorejas
    (de ~ (m.), ~sen)

    grote slungel, plaaggeest, deugeniet

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: lorejas
    - lorias -, znw. m., mv. -sen. Wellicht samenhangende met Lor en Leur
    In een groot deel van Z.-Nederl. in gebruik voor: deugniet, schobbejak; ook wel voor: lomperd of verwaand mensch (zie de idiotica).

    MNW: lore: znw. m. en vr.
    < Mnl. deugniet, schelm, schurk. Het is nog heden in dien zin in het Wvla. bekend, doch steeds vr., ook als het van een mannelijk persoon wordt gebruikt

    Lowieke is ne echte laurejas! (Haspengouw)

    Die lorejas laat niemand gerust. (Mechelen)

    Lorejas! Blijft van mijn voeten met dat grassprietje, dat kittelt za. (Kempen)

    ”Willen we dan gaan zwemmen?” opperde Bertje, die wellicht aan ’t bedenken was geweest dat ze een zoo schoonen vrijen namiddag toch niet mochten laten voorbijgaan, zonder een enkelen guitenstreek of eenige deugnieterij te verrichten. Daarvoor waren ze ”lorejassen”! Bollansée (WNT)

    Laat die kinderen gerust, leelijke lorejas! Corn.-Vervl. (WNT)

    O die lorias! hij drinkt gedurig en betaalt zijn schulden niet, Joos (1900-1904). (WNT)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:03
    1 reactie(s)

    #59355

    blijf, geen ~ weten met iets
    (idioom)

    er geen raad mee weten

    Van Dale 2015 online: BE, informeel

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: geen blijf met iets weten, er geen weg mede weten; in Z.-N. (”Mie is zoo rijk, dat ze met haar geld geenen blijf weet”, Segers, B. d. Kemp. (1900); zie ook Sleeckx (1861))

    Mijn kinderen zijn lastig vandaag. Ik weet er geen blijf mee.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:40
    4 reactie(s)

    #59356

    bassen
    (ww. baste, gebast)

    blaffen, belen

    Van Dale 2016 online: BE, spreektaal

    VMNW: bassen: blaffen van honden, vermogen om te blaffen
    oudste attestatie: West-Vlaanderen, 1287

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een woord, dat in de verwante talen niet voorkomt. In Z.-NL. gewoon woord, in N.-NL. niet in gebruik.

    zie ook niks te bassen hebben

    De hond is zo aan ’t bassen, staat er iemand aan de deur misschien?

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:39
    8 reactie(s)

    #59357

    gast
    (de ~ (m.), ~en)

    kerel, manspersoon
    ook als aanspreking

    Van Dale: 4 (informeel) persoon

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: gast: verkl. gastje, in de volkstaal gasje

    Die gast moet niet denken dat hem het manneke is (manneke, het ~ zijn). Anders maken we hem een koppeke kleiner (fig.). We zullen hem eens mores leren.

    Zeg gast, ’t zal al wel genoeg geweest zijn zeker?

    Hela gasje, rustig aan hé! (gastje)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:37
    0 reactie(s)

    #59358

    ket
    (de ~ (m.) , ~ten)

    knikker, glazen bolletje, kinderspeelgoed

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Knikker, stuiter, in Vlaamsch België (De Bo (1873); Corn.-Vervl.); door vluchtige uitspraak ontstaan uit bonket, bol(le)ket.

    zie ook marbel, laveur, schiethuif, bolleket, boemeket

    klik op de afbeelding
    Knikkers2

    Speelt gij liever met de ketten in het zand of op de stenen?

    Kzen al men kette kwaait gerokt on mene maat. Ik ben al men knikkers verloren aan men vriend.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:36
    4 reactie(s)

    #59359

    poepeloere
    (bn.)

    te veel gedronken, bezopen
    zie ook: deirm, pottendarm, zjaak, pottoe, petrol zijn, poepzat

    Westvlaamsch idioticon: verwant met poerloere:
    Een kluchtwoord gebruikt in den zin van Scheel, losch, fr. louche. Poerloere kijken.
    Poerloere zijn: Een belemmerd en schemerend gezicht hebbende ten gevolge van den drank, beschonken, dronken.
    Zij is weerom al poerloere, fr. en riole. Zij drinkt zich dikwijls poerloere. (Meest gez. van vrouwen.)
    - Ook m., vklw. poerloertje, in den zin van Borrel,
    jenever. Een glaasje poerloere. Te veel poerloere drinken.
    Sa, een poerloertje net, tirelet,
    Daer op gezet. (Volksrijmpje.)- Vgl. fr. berlue, dat de Walen berlou en berliou uitspreken.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: poereloere
    bnw. en znw.
    In West-Vlaanderen voor scheel, ook voor dronken (inzonderheid van vrouwen gezegd), en vervolgens als znw. voor: een borrel, jenever (de bo 1873; de laatste bet. ook vermeld in een aant. v. gezelle).

    De Karel was op de trouwfeest poepeloere zat.

    Poepeloere was em, niet te doen!

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:35
    2 reactie(s)

    #59360

    bretel
    (de ~ (v.), ~len,~s)

    1) broekophouders (SN)
    2) schouderbandjes van een BH

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Ontleend aan Frans bretelle, meestal in het meervoud bretelles, dat zelf weer ontleend is aan Oudhoogduits britil ‘teugel, toom’.

    1) Zijn broek hangt altijd tot op zijn hielen. Wij hebben hem mooie bretellen gekocht voor zijn verjaardag.

    2) De bretel van haar BH was over haar linkerschouder omlaag gezakt.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:34
    5 reactie(s)

    #59361

    gibberen
    (ww., gibberde, gegeibberd)

    giechelen, lachen

    uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje om het woord te beluisteren

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Giechelen
    Van dezelfde basis als gijbelen, giebelen en gibbelen.
    Gewestelijk in Vl.-België. schuerm. (1865-1870).
    - Ze zagen er een verdachte toespeling in op de meisjes, omdat een paar jonge blaren aan ’t gibberen gingen, Claes, De Witte (1920).
    - Op die achterste banken werd er altijd gewesterd (westeren) en gegibberd door eenige jonge mannen, Claes, Fanf. (1924).

    zie ook gegibber, gibber, gibberzjat

    Het kindje gibberde van plezier toen oom gekke bekken trok.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:31
    1 reactie(s)

    #59362

    kweiken
    (ww. kweikte, heeft gekweikt)

    huilen
    kweiken of bleiten of schrieëven

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: kweken: Ook voor het huilen van kinderen (zie de zuidndl. idiotica),

    Marieke heeft nog dagen aan een stuk zitten te kweiken omdat haar lief het afgemaakt had.
    Ze heeft nogal een stukske afgeblèt.
    Moet ge daar nu zo voor schrieëven?

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:30
    3 reactie(s)

    #59363

    ni
    (bijw.)

    1) afkorting van niet, ook wordt nie gebruikt
    2) wordt gebruikt als verdubbeling/versterking van een ontkenning

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    1) Uit niet is in verschillende dialecten ook ontstaan nie, waarschijnlijk wanneer het woord met weinig klem werd uitgesproken, maar de vorm niet is in de algemeene taal toch de juiste vorm gebleven, in verschillende streken in de spreektaal gewoon, in andere onbekend.

    2) In de oudere taal werd ‘niet’ toegevoegd in een zin waarin eenig woord voorkwam dat een ontkenning behelsde. Dit gebruik is nu nagenoeg verouderd (vgl. echter niemand niet?)

    1) Die koele blauwe kleur staat u ni, ge zou beter een warmere tint nemen, dan straalt ge.
    Kindertjes van ca 5 jaar vragen allicht :‘Waarom of waarom ni’

    2) Het kan ook nooit ni goed zijn.
    Ik heb hem nieverans ni gezien.
    Met dat prachtig nazomer weer waren we gaan wandelen. We waren de enige toen want we hadden niemand ni gezien.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:29
    0 reactie(s)

    #59364

    krawaat
    (de ~ (m.) , krawaten)

    deugniet, kwajongen

    < verbastering van Krowaat < Kroaat

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Door den slechten naam waarin de Kroatische soldaten stonden werd het woord (ook in den vorm krawat en karwat; zie b.v. joos 1900-1904) in Antwerpen en omgeving een scheldwoord.
    Men bezigt het voor:
    > een deugniet of voor iemand die niet deugt voor zijn werk, en ook in minder ongunstigen zin voor een fopper of plaaggeest, of voor een halven gek. Zie schuerm. (1865-1870)
    zie ook krawaat (van Lille)

    A ge mè zo’n krawaten op schok zijt, kan het wel eens voorvallen dat ge ambras krijgt.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:28
    0 reactie(s)

    #59365

    wijd
    (bw.)

    bijna, ongeveer, het scheelt weinig (of…)
    zie ook: ver, verre

    Van Dale: gewestelijk: nagenoeg, bijna

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Uitsluitend gewestelijk, m.n. in Vl.-België, O.-Brab. en Limb.,

    in die zin van: is ’t nu wijd gedaan met…, of dubbel: is ’t nu bekanst wijd gedaan met….

    ook in de prov. Antwerpen

    Is dat nu verdorie bekanst wijd gedaan met dat ruzie maken?

    Kom we gaan naar huis, dat feest is hier wijd gedaan.

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:27
    6 reactie(s)

    #59366

    aarden
    (ww. aardde, geaard)

    Gewend worden, gewoon worden, ermee kunnen leven.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: In den zin van ”gedijen” ook van abstracte zaken gezegd.
    Als ’t Meysjen selver vrijt, sal ’t vryen selden aerden, (1622).
    De duitsche looptijdingen moghen hier niet aertten, (1630).

    Ik zal het nooit kunnen aarden dat mijn beste vriend met mijn vrouw weg is.

    Hij kan het samenleven niet aarden. Hij is te lang alleen geweest en heeft altijd zijn goesting kunnen doen. Nu moet hij de wensen van haar kunnen aarden en dat is moeilijker.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:24
    4 reactie(s)

    #59367

    zjaar
    (de ~ (m.), geen mv. /zja:r/)

    1) hoge dunk, streken verkopen, een air hebben

    < Frans grand genre: grote zjaar

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zjèren: afgeleid zjaar:
    Wijze waarop iemand handelt of te werk gaat; manier van doen. In de aanhaling steeds in de verbinding groote zjèèr, groot vertoon.
    - Groote zjaar, prachtvertoon, trant, wijze der rijken, joos (1900-1904)
    - ’t Is allemaal groote zj?r in dat huis, corn.-vervl. (1903).
    — Ze hebben ’nen knecht die een frak draagt met vergulde knoppen, dat is de groote zjaar, joos (1900-1904).

    zie ook zjaartrut, zjaarwijf, zjaaremme, zjaarkloot, vgl gesten hebben

    2) iemands zjaar, iemand zijn genre
    passend bij, iemands stijl, voorkeur
    zonder grootsheid

    1) Hij heeft nogal wat zjaar bij.

    2) Dat vintage kastje kon ik niet laten staan. Vintage is mijne zjaar, hé. (Regio Waasland).

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:23
    0 reactie(s)

    #59368

    trochelen
    (ww., trochelde, getrocheld)

    voorlopig vastnaaien, driegen met driegdraad

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: troggelen, trochelen, Truggelen: de vorm met – ch – is de oudste.
    Met groote steken voorloopig aan elkaar naaien, rijgen; los en slordig aan elkaar zetten, slordig naaien, stoppen of breien.
    In Z.-Nederl. en Limb.
    Trochelen j. drieghen. Leviter consuere, Kiliaan (1588).

    Als ge een rok of kleed wilt ommaken, moet ge de zoom eerst trochelen. (lokale uitspr.: troëchele)

    Regio Haspengouw
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:22
    1 reactie(s)

    #59369

    foor
    (de ~ (v.), foren)

    kermis

    < Frans: foire < Latijn feria = feest

    volgens Van Dale 2016 BE verouderd

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alleen in Z.-Ndl.

    zie ook halfvastenfoor, handelsfoor, foorwijf, trukken van de foor, Sinksenfoor, meifoor, paasfoor, foeër, foorkramer, foorpastoor, Leuven foor, zo zot als ~

    Op de foor zijn we naar de botsauto’s geweest.

    De Sinksenfoor is een kermis die jaarlijks rond Sinksen in Antwerpen wordt gehouden.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:21
    4 reactie(s)

    #59370

    bucht
    (de ~ (m.), geen mv.)

    1) rommel
    2) afval
    3) producten en goederen van slechte kwaliteit
    4) junkfood

    AN-verwant: bocht
    Antwerpse Kempen: uitspraak boecht

    zie ook: bucht, met den ~ zitten; bucht van de Aldi

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Bocht; ZN: ook bucht, bacht, boecht
    in ZNl. m., in Fransch-Vlaanderen vr.
    Een woord, welks eigenlijke beteekenis en oorsprong in het duister schuilen. Volgens eene gissing zou het verwant zijn met (us)baugjan, keren, vegen, en dus eigenlijk: wegveegsel, uitvaagsel beteekenen. Sommige vormen van het woord, die met eene â of a, schijnen echter kwalijk met deze afleiding bestaanbaar. In Duitsche tongvallen beteekent het woord inderdaad: drek, vuilnis; soms is het woord dan moeilijk te onderscheiden van bocht, varkenskot, krib.
    VL: al wat van slechte hoedanigheid is, niet deugt, uitschot, ontuig.

    1) Ruim nu toch es de zolder op, al dien bucht mag naar het containerpark.
    2) De buren zijn verhuisd, de container vol bucht komen ze maandag ophalen.
    3) Gij verkoopt niets dan bucht.
    4) McDonalds? Is dat eten? Zo’ne bucht!

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 13:20
    11 reactie(s)

    Meer...

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.