Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Recente wijzigingen

    De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed RSS

    #59331

    haagschool doen
    (uitdr.)

    spijbelen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Uit Haag en School.
    Door kiliaan (1599) vermeld in de beteekenis van: niet openlijke, onaanzienlijke, weinig bezochte, heimelijke school (”haegh-schole).
    Naar eene jongere opvatting echter: school die achter-, of in eene haag gehouden wordt; immers haagschool doen, gaan, houden beteekent in ZuidNederland (t.w. in De Kempen; zie schuermans (1865-1870)): heimelijk de school verzuimen, achter de haag loopen enz.

    zie ook brossen, haag, achter de ~ lopen, haagloper, haagschool houden

    Ons dochter kwam thuis met een afwezigheidsbriefje van de directeur, ze heeft weer haagschool gedaan!

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:54
    3 reactie(s)

    #59332

    patat, zo zat als een ~
    (uitdr.)

    veel te zat

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Zoo zat als een patat, ten volle dronken, Joos (1900-1904) (vandaar ook: patat zijn, dronken zijn, De Bo (1873)).

    vergelijk honderdduizend, zo zat als ~ man
    zie varianten bij pottoe

    Ik ben zo zat als een patat! Die 5 laatste trappisten waren er te veel aan!

    Drie uur na datum kwam em binnen, zo zat als ne patat!

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:52
    0 reactie(s)

    #59333

    un
    (de ~ (v.), ~nen)

    (vaak ontrond tot “in”)

    ui

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: ui ( …)
    Middelnederlands uyen (uden, ugen). De aangetroffen spelling (1515) oyen is mogelijk te verklaren uit invloed van frans oignon. De etymologie is onzeker: ui is waarschijnlijk een reïnterpretatie, uit het als meervoud gevoelde uien, welke vorm óf is ontstaan uit ajuin , óf rechtstreeks uit lat. unio (zooals limburgs un)

    zie ook reacties

    Om uw eieren met Pasen schoon bruin te verven, moet ge schalen van unnen in het kookwater doen.

    Provincie Limburg
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:50
    7 reactie(s)

    #59334

    kabuizen
    (de ~ (mv.))

    Rodekool (opgelet: kabuizen is altijd in het meervoud! Rodekolen is dus ook kabuizen)

    Van Dale vermeldt “kabuis” (kabuiskool)

    < kabuis (vr. in het Woordenboek der Nederlandsche Taal) < Middelnederlands cabuus, cabuys (m.) < Fr. chou cabus < Provençaals cabus < Lat. caput = kop

    Vandaag eten we kabuizen met worsten.

    Regio Vlaamse Ardennen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:47
    6 reactie(s)

    #59335

    plak
    (de ~ (v.), ~ken)

    vlek, spat, plek
    sproetje: bruin plakske

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: plak – plek: in verschillende beteekenissen wisselt het woord, evenals plekken en plakken

    Die plak op uw tshirt krijgt ge daar niet uit op een 40° was.

    Van de zon krijg ik allemaal bruin plakskes op mijn vel.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:44
    0 reactie(s)

    #59336

    plak
    (de ~ (v.), ~ken)

    werk, betrekking, ambt, job

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, betrekking. Gewestelijk, b.v. in Groningen, Friesl. en Antwerpen.

    Naar ’en ander plak uitzien, corn.-vervl. (WNT)

    Zijn slechte motivatie heeft hem zijn plak gekost.

    Na een langdurige ziekte is haar plak nu ingenomen door een collega.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:43
    3 reactie(s)

    #59337

    plak
    ( de ~, m mv ~e)

    doek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.

    Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.

    Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.

    Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. 2, 225 b. (uit het WNT)

    Regio Maasland
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:42
    0 reactie(s)

    #59338

    plak
    (zn. vr. -ken)

    een veld, een uitgestrekte plaats, plek

    Van Dale 2014 online: gewestelijk
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Eene zekere uitgestrektheid gronds enz.

    Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.

    “Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)

    “Op die plak zaai ik koren”, Cornelissen-Vervliet (uit het WNT)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:31
    1 reactie(s)

    #59339

    vogelen
    (ww. )

    geslachtsgemeenschap hebben, ook vossen, neuken, poepen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: vogelen
    — veugelen — Van vogel.

    Eigenlijk: Treden, resp. paren, van hoenders.
    De haan veugelt de hen, De Bo (1873).

    Overdrachtelijk, van menschen. Coire, resp. futuere, beslapen. In de volkstaal nog vrij algemeen, vooral in het Zuiden.

    “Yverig … heb ik u al mijn dagen, O zoete Engelin! mijn liefde toegedragen …! Omdat ik wonder veel van zoete vogelen houw. Dus laten wij te zaam ons beide vaardig maken, Opdat wij met er haast aan ’t vogelen geraken: … Dus laat mijn vogel Lief! in uwe vogelkooi” Verm.(c. 1785).

    Van Dale 2014 online: gewestelijk

    Ik heb goesting om te vogelen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:29
    0 reactie(s)

    #59340

    buizen
    (ww. buisde, gebuisd)

    niet geslaagd zijn, onvoldoende halen, flessen

    definitie ANW: buizen
    1. ((vooral) in België)
    een onvoldoende krijgen voor een examen; zakken
    buizen
    2. ((vooral) in België)
    iemand laten zakken voor een examen; iemand een onvoldoende geven

    < Afleiding van het zn. buis in de uitdrukking iemand zijn buis geven ‘hem afzeggen, een blauwtje laten lopen’, een buis krijgen ‘zakken (bij examens)’, meestal opgevat als een afleiding bij het werkwoord buizen ‘slaan’, een nevenvorm van buischen ‘slaan, kloppen’ (1573; Woordenboek der Nederlandsche Taal), (mhd. biuschen ‘id.’).

    vgl. buisvak; buizer

    Ik ben gebuisd op aardrijkskunde.

    “buizen, gebuisd worden ‘zakken’” (1865–70; Schuermans)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:27
    2 reactie(s)

    #59341

    slieren
    (ww. slierde, heeft geslierd)

    glijden

    < Middelnederlands: ‘slideren’ , onder invloed van ‘sleuren’.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Glijden
    - Op ijs of sneeuw. In dit gebruik in Holland niet gewoon.
    - Glijdende danspassen doen, dansen. In Zuid-Nederland.

    West-Vlaanderen: sleren

    zie ook slijderen, uitslieren, slierbaan

    Het is gevaarlijk op het ijs, want ge kunt beginnen slieren.

    Hij (liep) graag in het spichtig Decembergras of slierde op het oneffen ijs van de goot aan den zijgevel, (DE VOS, Vl. Jong. 1879)

    …zoo gauw was ’t gedaan om voort te slieren in de dronkene voldaanheid —: ’t was zijn eigen bruiloft dat hij vierde! STIJN STREUVELS, Minneh. (1903)

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:26
    2 reactie(s)

    #59342

    stafatie
    (de ~ (v.))

    kan vanalles zijn

    vgl. stoffatie

    < waarschijnlijk van stoffage < stoffeeren;
    grondstof, fournituren, geweven stof, bekleeding, stoffeering, enz. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    NL: spul

    Ik gebruikte goeie stafatie om de kader te lijmen (de lijm is dus dé goeie stafatie).

    Ik ben ziek; de dokter gaf me goeie stafatie (goeie medicijnen).

    Regio Leiestreek
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:25
    1 reactie(s)

    #59343

    fis
    (de ~ (v.), ~sen)

    fret, bunzing

    Hageland: fisch
    West-Vl.: fiesjow

    < mogelijk ontleend aan het Waals/Picardische fichau, zoals het Engelse (archaïsch) fitchew.
    Fichau zou zelf een diminutief zijn van het Middelnederlands fis (bij Kilaan visse, fisse, vitsche).
    Vis is vermoedelijk af te leiden van een stam ‘fis’ waarbij ook veest en vijsten behoren. (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
    In het Engels betekent “vixen” een vrouwelijke vos en is het ook een scheldwoord voor “gemene vrouw”. Volgens Van Dale wordt ook het woord “fist” (variant van fis) gebruikt als scheldwoord voor “venijnige vrouw”.

    Er zat een fis in het kippenhok.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:24
    1 reactie(s)

    #59344

    patatter
    (de ~, (m.), ~s)

    een niet al te slim persoon

    uitspraak Herenthout (Huirtuit): petuitters (korte ui)

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Oneigenlijk voor: een mensch met weinig verstand.
    B.v in het Westvlaamsch: Een onnoozele patater, De Bo (1873).

    De “Petuitters” was ooit de bijnaam van een familie boerenkinderen, die niet al te proper en niet al te slim waren.

    Beste Patatter, Beetje met de deur in huis vallen, maar ‘het zit er op’ dit schooljaar… (pat@ juni 2010, Mechelen)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:20
    0 reactie(s)

    #59345

    patatter
    (de ~, (m.), ~s)

    aardappel, patat, ook pataat, bataat
    < patazen: zie peteus, peteuze, petezze

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Bijvorm van Batate, en evenals dit ontleend aan sp. batata (zoete aardappel) of. patata, een woord van Amerikaanschen oorsprong. Eertijds ook patattes, pataddes, dat ofschoon eigenlijk het mv. van het uitheemsche woord als enkelv. werd opgevat. Daarnaast vindt men de vormen: patater(s), patatter(s) enz. en patazen, die misschien samenhangen met patattes(en). Ook eng. potatoes en zwe. potates, potäter, heeft deze bet.

    Mmm, nief patatters gebakken in de pan of in patatsalaat en een fris pintje tafelbier erbij, dat is genieten…

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:19
    0 reactie(s)

    #59346

    muggenpis
    (de ~ (m.), geen mv.)

    motregen, druilregen, af en toe een lekske regen dat er valt

    Van Dale online: gewestelijk: zeer fijne motregen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: in Z.-N. een term voor motregen

    ook in het Hageland

    Het is maar muggenpis dat er valt.

    Noemde dees rege? tis ma wa muggenpis zalle, sebiet nog es wa in mennen hof gaan werken peisek… (Kempen)
    (Noemt ge dit regen? Het is muggenpis, sebiet nog eens wat in mijnen hof gaan werken, peins ik…)

    Muggepis: ziejever (zever) woa dagge ferm nat van wurdt (Kempen). (muggenpis: zever waar ge serieus nat van wordt)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:13
    2 reactie(s)

    #59347

    schellen
    (ww. schelde, gescheld)

    schillen, met een mes van de schel ontdoen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: schellen: Van de schil of de bast ontdoen. Gewestelijk.

    zie ook: ongescheld

    Klik op de afbeelding
    Pikatje2
    Patatten schellen

    Voor de patattenjas (jassen, patatten ~) heb ik vandaag 2kg gescheld voor frieten. Morgen houden ze hun frakske aan. Gekookt in de pel, met een beetje echte boter en een snuifke peper en zout. Zalig.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:12
    0 reactie(s)

    #59348

    zulle
    (tussenwerpsel)

    hoor, hè, toch, wat denkt ge wel, …

    bevestigend stopwoordje, ook gebruikt als bekrachting van een mededeling

    Etymologie: Ontstaan uit ‘zullen’ met enclitisch gij: zult gi > zuldi > zulde > zulle (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    zie ook
    Antwerpen: zenne
    Antwerpse Kempen: zalla, zalle, za, zenne, zeulle, zulle
    Hageland zonne of zolle

    - Ik zal u nog wel hebben, zulle!

    - “zonder mij komt ge d’r niet, zulle” – uit ‘Zichemsche Novellen’, Ernest Claes, 1921

    - Ge moet nie peinzen dagge da moogt doen, zulle.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:11
    14 reactie(s)

    #59349

    spinnegeweef
    (het ~, -ven)

    spinnenweb, spinrag

    niet in Van Dale

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Gewestelijk in Zuid-Nederland

    zie ook spinnenet, spinnekoppenet

    Al dat spinnegeweef tegen het plafond, ik kan het niet meer zien! Waar is de spinnebossel?

    Regio Haspengouw
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:09
    0 reactie(s)

    #59350

    toespel
    (de ~ (v.), ~len)

    veiligheidsspeld / ’toe spèl /

    zie slutspelle, toespang

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Toespel, speld die door middel van een haakje of kapje gesloten wordt, veiligheidsspeld. In een deel van Z.-Nederl. (1890)

    Als ge een toespel bij hebt, valt ge nie in affronte (affronten, in ~ vallen).

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 26 Nov 2017 15:07
    0 reactie(s)

    Meer...

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.