Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
welnu, wel, nou
minder gebruikte variant van awel
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Hewel, modern lemma: awel
In Zuid-Nederland (naast ehwel en awel): wel; welaan; welnu; komaan. Ontwijfelbaar eene navolging van frans ‘hé bien’ (vergelijk De Vreese, Gallicism.).
Hewel?… wat zegt ge nu van dit geval? Loveling (1891).
“Ewel, dat is 4 dagen genieten van de natuur, van het samen weg-zijn, en van de geneugten des levens!” (forum detorenvalk.be)
“Ewel, ik moet zeggen…de regelingen vooraf liepen vrij vlot ook al waren er tal van onzekerheden. Zou het niet te koud zijn? Waar parkeren we …” (stekvzw.be)
dichtvijzen
vgl ook opeenvijzen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Toevijzen, door vijzen of schroeven dichtmaken. In Zuid-Nederland.
Zij zag ze (haar moeder) in de kist leggen …; wendde zich weenend af …, en hoorde het deksel toevijzen, Loveling, Sophie (1885).
Hij verstopte vanalles in de ingemaakte kasten, vees ze toe en vertrok met de turnaviezen (turnavies), zodat niemand de kastdeuren nog kon openmaken.
speels kind, man, vrouw, eventueel een dier;
grappenmaker, pretmaker
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands
Woordenboek der Nederlandsche Taal: speelvogel: In Noord-Nederland niet meer bekend.
- Grappenmaker; pretmaker; speelsch kind.
bij Kiliaan: spêl-voghel
Op het oudercontact heeft de meester wel gezegd dat Bertje een speelvogel is. Hij zou moeten leren meer opletten.
speels kind, man, vrouw, eventueel een dier;
grappenmaker, pretmaker
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands
Woordenboek der Nederlandsche Taal: speelvogel: In Noord-Nederland niet meer bekend.
- Grappenmaker; pretmaker; speelsch kind.
bij Kiliaan: spêl-voghel
De freubels waren heel de namiddag druk bezig met hun speelvogels.
Op het oudercontact heeft de meester wel gezegd dat Bertje een speelvogel is. Hij zou moeten leren meer opletten.
los in zijn schoenen zitten, ze zijn een paar maten te groot
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Waarschijnlijk samenhangend met Slavodder.
— Van schoenen: uitsloffen. In het zuiden der Kempen (Cornelissen-Vervliet).
uitspraak: sla-voo-teren
in Antwerpen: uitsleffen
Ik slavoter in die schoenen, weer een miskoop.
veelheid, menigte
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Waarschijnlijk het bijwoord Overhoop in de bet. 2) als znw. gebruikt (met verplaatsing van den klemtoon onder den invloed van overvloed). Menigte, overvloed. In Zuid-Nederland.
Daar was ’neu overhoop van volk, Cornelissen-Vervliet.
Hedde negal veul pataten gewonnen? ’t Is geenen overhoop, Ald.
— Toch ick beny het niet Want over-hoop van Schult dat baert genoegh verdriet, Ogier (1680).
Er was veel volk, maar om te zeggen dat het nen overhoop was nu ook weer niet.
Er ligt nen overhoop aan appelen onder de boom.
wordt gezegd wanneer heel veel mensen zich op een plaats bevinden en in beweging zijn, bv. op een drukke markt
ook in Lier en omgeving
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
11. Met betrekking tot de luidruchtigheid van menschen.
- Nog thans in een dergelijken zin gebruikelijk in het Antwerpsche; in Loquela (1907) wordt het weergegeven met: krielen, wemelen.
Voorbeelden:
Daar zal e volksken ruis(ch)en, er zal daar veel volk bijeenkomen, Cornelissen-Vervliet.
Ik heb op die kermis geweest, maar daar ruischte nogal e manneken (er was veel volk), Ald.
Daar ruischte ‘n e’ volk, Loquela (Wdb.) (1907).
In het shopping center ruiste nogal een volkske, waarschijnlijk omdat het een brugdag was.
adamsappel
< keel + beier
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In toepassing op den adamsappel aan het strottenhoofd, t.w. in de samenstelling kelebeier, in West-Vlaanderen.
“Mijn kelebeier jeukt (ik heb honger)” Loquela (1888).
è-je gezien wat voor ne grote kelebeier die jonge vent heeft?
gebouw aan een kaai waar de vis na het lossen wordt gekeurd, gekoeld en verkocht
in Nederland wordt meer gesproken van ‘visafslag’
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Vischmijn: vischafslag, abstr. en concr.; vnl. in Zuid-Nederland.
Er is een vismijn in Oostende, Zeebrugge en Nieuwpoort.
van hout gemaakt, met planken
< berdelen en berden < ontleend aan het meervoud van berd, houten plank (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Achteraan in den hof hebben ze een betteren kot gezet.
overal is wel eens ruzie, zijn er spanningen, voornamelijk tussen echtgenoten; wordt gezegd om de situatie of het voorval te dedramatiseren
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Het is stil waar het nooit waait, overal is wel eens ruzie. In het Zuiden.
”Ja, ja, pastoors kunnen ook wel kijven,” lachte zij. ”Zwijgt,” beval Doca, … ”zwijgt, kinderen, en denkt, dat het stil is, waar het nooit waait,” Loveling (Gent), Sophie (1885)
Och, iedereen heeft wel eens woorden: het is stil waar dat het nooit waait he!
onverhard smal pad op den kouter
Van Dale online: gewestelijk, niet algemeen: weggetje, pad
Woordenboek der Nederlandsche Taal: wegeling:
Van weg met -ling, waarbij -ling als verkleiningssuffix
Niet in Middelnederlandswoordenboek. Het woord werd inzonderheid, doch niet uitsluitend, in Vlaamse en Zeelandse bronnen aangetroffen.
Wegel, -ing, (Zuidnederlands) weg, Van Dale (1872)
“M. hield veel van bloemen en had er twee beddekens langs elken kant van den wegeling in het anders verwaarloosde hoveken aangelegd”, R. Loveling, Nov. 18 (1874)
We pakten het wegelingske achter onzen lochting om zo door den kouter naar bommama te wandelen.
volproppen, volstouwen
Ook afgekort: voltroppen, tropte vol, volgetropt.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: troppelende vol
Hij schonk ze’ glas troppelende vol, Cornelissen-Vervliet (1903).
Ze troppelde haar valies maar rap vol, om de taxi niet te missen.
Ze stak haar valies troppende vol met kleren die ze op de rommelmarkt gaat verkopen.
iemand die geregeld zijn vrouw slaat
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Wijventoeker, (Vlaams-België) man die zijn vrouw mishandelt; vervolgens mogelijk ook ruimer voor: ordinaire manskerel.
“’t Is wonder hoe zulk een wijventoeker aan eene tweede vrouw geraakt is” Loquela (1893).
“Ge kunt het op z’n gezicht zien dat het zoo’n stuk wijventoeker is …. Ik heb aan de dokken te Antwerpen ’n sjouwer gekend met juist hetzelfde bakkes, en die deugde ook niet.” Claes, Deutschland (1919).
Gelukkig ken ik niemand in ons dorp die als wijventoeker wordt bestempeld.
Da’s nen echte waaiventoeker.
-iemand die jong is en onwetend
-iemand die niet voor vol wordt aanzien, niet mag meespelen, niet meetelt
uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje om het woord te beluisteren
Woordenboek der Nederlandsche Taal, bij wittenbrood:
-In een kinderspel voor een kind dat voor spek en bonen meedoet.
“Te Molenbeek-Brussel zegt men: “Ge meugt hem niet pakken, ’t is kiekebisj.” Bisj (uitspraak bische op zijn Frans) beteekent in de kindertaal: vleesch. poëem WNT
andere betekenis: kiekenvlees
Tijdens het debat verliet de politieker de zaal omdat hij te weinig aan bod kwam. Hij zat er inderdaad bij voor kiekevlees.
Jaren geleden werd in de school het einde van de speeltijd aangekondigd met een klakker.
Dat waren twee houten plankjes, in boekvorm aan mekaar gehecht, die in de hand tegen mekaar werden geklapt.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: klak: Naam voor de klephoutjes
De speeltijd is gedaan, want de zuster is aan het klakken met de klakker.
z’n voeten niet opheffen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: stroffelen
Fries stroffelje.
Verwant met Strobbe, Strobbelen, Stroef, en de daarbij behoorende woorden. Struikelen. Een fries woord, dat ook in een groot deel van Noord-Holland ten Noorden van het IJ in gebruik is gebleven.
— Niet onwaarschijnlijk behoort het hagelandsche stroffelen, ”al gaande de voeten tegen den grond of de beenen tegen elkander strijken” (Tuerlincks), dat een iterativum zal zijn van een eveneens gebruikelijk stroffen, met de voeten over den grond slepen, tot dezelfde woordfamilie of is het zelfs identiek met bovengenoemd werkwoord.
Stroeft niet en loop eens zoals normale mensen.
berispen, terechtwijzen
Woordenboek der Nederlandsche Taal bij struffen:… in het Antwerps stroeven, struffen, “afzetten”; en “met woorden bestraffen, berispen”, Cornelissen-Vervliet (1899)
Antwerpsch Idioticon (Cornelissen-Vervliet): STRUFFEN, STRO?FEN – Met woorden bestraffen, iemand berispen die iets laakbaars zegt of doet. “Dieë jongen moet gestruft wörren, iedere’ keer dat em zoo’n leelijke woorden spre?kt.”
vergelijk struffen
Onze Alexander zit hier te schreeuwen omdat hij onterecht gestroeft is door zijn juf, het was de schuld van die andere jongen.
Het opzeggen van een geplande trouw.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: beel
— voorheen BEELE —, een woord van onbekende afkomst, dat zoowel znw. als bnw. kan zijn, en dat tot op heden zeer gewoon is in de zuidelijke gewesten, niet alleen in België maar ook in Staats-Vlaanderen. In het Middelnederlands is het nog niet aangewezen, en het staat ook niet bij Kiliaan, wel bij Plantijn (1573).
?1. Als znw. Berouw over eene gemaakte afspraak, in het bijzonder ten opzichte van een koop of een huwelijk, en ook de daad van die afspraak niet gestand te doen.
“Gaan zij dan niet trouwen? Neen, het is een beel”, De Bo (1873).
Ze gingen te naaste weeke trouwen, maar ’t een beele geworden.
weerlicht, lichtschichten boven een half open wolkendek, zichtbaar en waarneembaar voor de mens vanop de grond, meestal bij zwoel warm weer. Een aankondiger van een aankomend onweder.
Woordenboek der Nederlandsche Taal: ijllicht, in Zuid-Nedeland, weerlicht
”Het onweer is nog verre; de glans, die achter de kimme uitschiet, is slechts ijllicht”, Conscience ed. (1868).
Van Dale 2013 online: gewestelijk: heilicht
weerschijn van zeer ver verwijderde bliksems, waarvan de donder niet gehoord kan worden
vgl zoelte
Heje al de ijllichten gezien boven de wolken in de locht, blijf ma keut (kort) bei huis, en blijft van die zeisem af, ge kunt noot (nooit) nie weten!! (gehoord: 1700 Sint-Martens-Bodegem op 30 augustus 2011)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.