Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Recente wijzigingen

    De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed RSS

    #39421

    truffel
    (zn. v. -s)

    werktuig om aarde weg te scheppen; om een kuil te graven.
    zie ook troeffel, troefel, schoefel

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: troffel
    — Troefel, truf(f)el. Middelnederlands trufel.
    3. Schop- of schepvormig gereedschap dat gebezigd wordt voor het opscheppen van aarde, zand, mest, kolen, asch enz. en als tuinbouwgereedschap; de gedaante is verschillend al naar de streek en de toepassing.
    Truffel, vuurschop, aschschop, Meyer, Woordenschat [1699).
    — De asschen uit den hèèrd scheppen met de truffel, Cornelissen-Vervliet (Zuid-Oost. Kempen, 1903).

    Klik op de afbeelding
    Schep

    Ik ga ne put graven met mijn truffel.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:14
    1 reactie(s)

    #39422

    boem
    (de ~ (v.), geen mv.)

    gat, poep, kont

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: boem: Mogelijk samentrekking van bodem.
    Achterste, gat, kont: Mechelen

    Wow, die madam heeft nogal een dikke boem; ge kunt er zo goed als een bloempot opzetten.

    Regio Mechelen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:13
    0 reactie(s)

    #39423

    steevast
    (bw.)

    VL:niet van zijn stuk te brengen, niet beïnvloedbaar
    Algemeen NL (VD) stee·vast (bijwoord) volgens vaste gewoonte

    < “stede” (plaats) + vast: standvastig, wat op zijn plaats blijf
    vergelijk E steadfast

    Hij hield er steevast aan:
    er zijn drie a’s in het Aàntwààreps.
    De àà van Ah, dat stinkt! Bààrechoem(Berchem), Mààreksoem (Merksem) en Aàntwààrepe. Ook erg, kerk, mand, langk.

    de aa van Aa, dat doe zeer! Ook een ‘vrouw’ /vraa/ uit de duizend, u, gauw /aa/ en /gaa/

    en de overigen waar ge “aa” schrijft maar /oa:/ uitspreekt:
    statie /stoa:se/, reklaam /rë’kloa:m/.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 14:12
    3 reactie(s)

    #39424

    Lam Gods, (als) van het ~ geslagen zijn
    (uitdr.)

    verbijsterd zijn

    Van Dale: gewestelijk van ’t Lam Gods geslagen zijn
    verbijsterd zijn
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: (Als) van ’t Lam Gods geslagen zijn, ~ staan, verbijsterd zijn. In Vlaanderen.

    zie ook van de hand Gods geslagen

    Na de tweede tegengoal waren de Engelsen van het Lam Gods geslagen, en kregen ze niets meer voor elkaar.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:11
    0 reactie(s)

    #39425

    stroot
    (de ~ (v.), geen mv.)

    keel, strot

    uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje

    Komt net zoals “strot” van het Engelse “throat”
    Stroot is thans gewestelijk nog in gebruik.

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Middelnederlands strot(te). Daarnaast in ’t Middelnederlands strote, stroot, dat tot in de 17de eeuw, althans in geschrifte, zeer verbreid was.

    Die brakke spinazie krijg ik niet door m’n stroot. Ge hebt er een handsvol zout bijgedaan ipv. een snuifje.

    ’A’ge ni oeppast groebbel (groebbelen) ‘k ’a sebiet bâ a stroot!’ (Booms)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:10
    0 reactie(s)

    #39426

    stroot
    (zn. o. geen meerv.)

    stro

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: In tal van vlaamse en brabantse dialekten komt strood (stroot) voor, waarvan de oorsprong niet duidelijk is.

    uitspraak in Antwerpen: klik op het luidsprekertje

    Het stroot, voor het strooien dak te herstellen, ligt al gereed in de voorhof.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:10
    0 reactie(s)

    #39427

    sirken
    (ww., sirkte, gesirkt)

    zagen, zeuren
    zie ook: sjipsjappen, memmen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een klanknabootsing, verg. Sieriken en Sjirken.
    1. Naam van het geluid dat veel kleine vogels maken als roep of bij eenige aandoening, tjilpen. Niet algemeen.
    2. Treuren, kwijnen (bepaaldelijk van vogels?). In de Kempen.
    3. Mopperen, pruttelen. Te Antwerpen.
    “Hij héet eenige centen met de kaart verloren, en daar zit em nu den heelen dag over te sirken”, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Hij bleef daar maar over sirken > hij bleef daar maar over zeuren.

    Ni rond de pot sirken hè, zegt wa ge te zeggen hebt.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 14:08
    0 reactie(s)

    #39428

    pizema

    uitspraakvariant van pyjama

    De jongens doen meestal een pizema aan.

    Regio Hageland
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 14:02
    0 reactie(s)

    #39429

    pizema

    uitspraakvariant van pyama

    De jongens doen meestal een pizema aan.

    Regio Hageland
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 14:01
    0 reactie(s)

    #39430

    Zinneke
    (zn. m. -s )

    1.Brusselaars met één ouder die uit Brussel stamt worden Zinnekes genoemd, naar de plaatselijke rivier de Zenne
    2. zinneke wordt ook gezegd van een bastaardhond
    zie ook overgehaald

    zie ook kiekefretter en Zinneke Parade, ketje, ket

    “Zo is een Ketje een oorspronkelijke inwoner van Brussel die er samen met zijn beide ouders geboren en getogen is. Een Zinneke is er eveneens geboren, doch heeft slechts één ouder die zich Ketje mag noemen.”(Wikipedia)

    “Zinneke betekent Kleine Zenne of Zenneke, en is de naam van een kanaaltje gegraven in de zestiende eeuw toen het kanaal van Brussel naar Willebroek werd aangelegd. Een zinneke werd in de negentiende eeuw de naam voor een straathond, want die werd indertijd weleens in het modderige Zinneke gegooid. De zinnekes, dat zijn nu de mensen die in Brussel leven.” (Wikipedia)

    Regio Brussel
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 13:59
    0 reactie(s)

    #39431

    Zinneke
    (zn. m. -s )

    1.Brusselaars met één ouder die uit Brussel stamt worden Znnekes genoemd, naar de plaatselijke rivier de Zenne
    2. zinneke wordt ook gezegd van een bastaardhond
    zie ook overgehaald

    zie ook kiekefretter en Zinneke Parade, ketje, ket

    “Zo is een Ketje een oorspronkelijke inwoner van Brussel die er samen met zijn beide ouders geboren en getogen is. Een Zinneke is er eveneens geboren, doch heeft slechts één ouder die zich Ketje mag noemen.”(Wikipedia)

    “Zinneke betekent Kleine Zenne of Zenneke, en is de naam van een kanaaltje gegraven in de zestiende eeuw toen het kanaal van Brussel naar Willebroek werd aangelegd. Een zinneke werd in de negentiende eeuw de naam voor een straathond, want die werd indertijd weleens in het modderige Zinneke gegooid. De zinnekes, dat zijn nu de mensen die in Brussel leven.” (Wikipedia)

    Regio Brussel
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 13:57
    0 reactie(s)

    #39432

    Zenne
    (zn . v.)

    (aardrijkskunde) rivier in België die a door Brussel stroomt, waar ze werd overwelfd ; de bijnaaam zinneke is afgeleid van de naam van de rivier

    De Zenne, de meest welriekende rivier van België …

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Marcus op 11 Dec 2018 13:56
    0 reactie(s)

    #39433

    permentelijk
    (bw.)

    duidelijk, werkelijk, met zekerheid

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Gewestelijk, b.v. in Brabant en Antwerpen, en in het Land van Waas, is parmentelijk, permentelijk (…) in gebruik in den zin van: duidelijk, zeker, klaarblijkelijk. Of dit woord identisch is met parmantelijk is twijfelachtig.

    " En daar schiet me de schoone prinses in zulken luiden en langen schaterlach, dat ieder in hare omgeving bijna meende, dat zij, och God, och arme! permentelijk zot geworden was!" de mont en de cock, Vl. Vert. 195 (1898)

    De Louis heeft permentelijk gezegd dat em van den avond nog is zou binnenspringen.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:56
    0 reactie(s)

    #39434

    broem
    (de/het ~, ~en)

    schuim
    1. op vloeistoffen
    2. op de mond van razende mensen of dieren

    zie ook: brom, broes, broesem

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    — oudtijds ook BREM en, gewestelijk nog, BROEM
    — In de prov. Antwerpen is broem, brom ook, als vr. woord, bekend voor: bekaamsel, laag schimmel op bier, wijn enz. (Cornelissen).
    vb. Den broem van de soep afscheppen, Cornelissen.

    1. Als ge klare bouillon wilt, is het het beste dat ge de broem er geregeld afschept.

    Het broem van de gesmolten suiker op de ingekookte vruchten afschuimen, is goed om een heldere gelei te bekomen.

    Er ligt heel wat broem op die stinkende gracht.

    2. Oei, maken dat we wegkomen want er komt al broem op dien hond zijn bakkes te staan.

    Omdat de ademhaling bij epilepsie patiënten stokt door een kramp, wordt de patiënt eerst rood en daarna blauw. Dan volgt een blazende ademhaling met broem op de mond.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:53
    0 reactie(s)

    #39435

    kulder
    (zn. m. -s)

    weeskind in ’t Gents dialect

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: kulder: bijvorm van kolder
    Bij uitbreiding. Te Gent als benaming voor de weesjongens, zie de aanhalingen.
    “De weeze-kinders, gezeyd Kulders, opgequeekt in een hospice te Gend”, bij Frans De Potter, Gent
    “De kweekelingen (van het gesticht) noemde men kulders, naar hun overkleed, een kolder, eerst van geel leder”, De Potter.

    Weeshuis is een kulderkensschool.

    Provincie Oost-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:42
    0 reactie(s)

    #39436

    inslag
    (de ~ (m.))

    voeding

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: inslag
    znw. m. Middelnederlands inslach. Van Inslaan. In verschillende beteekenissen, abstract en concreet.
    - Wat men naar binnen, te lijve slaat: eten, voedsel, kost. In deze betekenis in Noord-Nederland onbekend.
    “Pap en soepe en wortels is zachten inslag.”
    “De boden hebben daar goeden inslag.”
    “Hij krijgt thuis geenen inslag genoeg.” poëem WNT

    Ge zijt veel te mager, ge moet wat meer inslag hebben.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:41
    0 reactie(s)

    #39437

    kas, op zijn ~ krijgen
    (uitdr.)

    een nederlaag ondergaan, een pandoering krijgen

    In de Kempen ook ‘op zijne bult krijgen’
    West-Vlaanderen: veste, op zijn ~ krijgen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: kas: Schertsende benaming voor een bochel of bult

    Meester Moens in Terug naar Oosterdonk: Als Oosterdonk tegen Antwerp moest spelen, ze zouden 20 – bros op hun kas krijgen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:39
    0 reactie(s)

    #39438

    ewel
    (tussenwerpsel)

    welnu, wel, nou
    minder gebruikte variant van awel

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Hewel, modern lemma: awel
    In Zuid-Nederland (naast ehwel en awel): wel; welaan; welnu; komaan. Ontwijfelbaar eene navolging van frans ‘hé bien’ (vergelijk De Vreese, Gallicism.).
    Hewel?… wat zegt ge nu van dit geval? Loveling (1891).

    “Ewel, dat is 4 dagen genieten van de natuur, van het samen weg-zijn, en van de geneugten des levens!” (forum detorenvalk.be)

    “Ewel, ik moet zeggen…de regelingen vooraf liepen vrij vlot ook al waren er tal van onzekerheden. Zou het niet te koud zijn? Waar parkeren we …” (stekvzw.be)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:32
    3 reactie(s)

    #39439

    toevijzen
    (ww. vees toe, toegevezen)

    dichtvijzen

    vgl ook opeenvijzen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Toevijzen, door vijzen of schroeven dichtmaken. In Zuid-Nederland.
    Zij zag ze (haar moeder) in de kist leggen …; wendde zich weenend af …, en hoorde het deksel toevijzen, Loveling, Sophie (1885).

    Hij verstopte vanalles in de ingemaakte kasten, vees ze toe en vertrok met de turnaviezen (turnavies), zodat niemand de kastdeuren nog kon openmaken.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:32
    0 reactie(s)

    #39440

    speelvogel
    (de (m.) mv ~s)

    speels kind, man, vrouw, eventueel een dier;
    grappenmaker, pretmaker

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: speelvogel: In Noord-Nederland niet meer bekend.
    - Grappenmaker; pretmaker; speelsch kind.
    bij Kiliaan: spêl-voghel

    Op het oudercontact heeft de meester wel gezegd dat Bertje een speelvogel is. Hij zou moeten leren meer opletten.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Dec 2018 13:31
    0 reactie(s)

    Meer...

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.