Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
- geconstipeerd
- tegenovergestelde van vrijgevig
Van Dale vermeldt “hardlijvig” met ongeveer dezelfde betekenissen
- Ons Stafke heeft echt slechte darmen, dat manneke is altijd hard in zijn lijf.
-Die van ons dacht dat ze onze pee geld kon aftroggelen voor een nieuwe auto, maar dat was tegen haar kont gesneeuwd want die is veel te hard in zijn lijf. (zie kont, tegen zijn ~ sneeuwen)
naar zijn voeten krijgen,felle opmerking krijgen,terecht gewezen worden
Hij zal serieus naar zijn vaas krijgen als hij weer te laat komt.
dienstreis
< Frans déplacement
Ik doe mijn werk nog wel graag, maar die verplaatsingen altijd die zijn er voor mij te veel aan!
Die van het syndicaat klagen al een tijdje over de lange verplaatsingen die de arbeiders verplicht zijn te maken.
weddeschaal;
loonschaal, salarisschaal
< Frans barème, genoemd naar Barrême, schrijver van Comptes faits du grand commerce (1670) (Van Dale)
De nieuwe barema’s van het verplegend personeel worden dit jaar nog niet toegepast.
Wordt gezegd als een vijs niet meer pakt, meestal omdat de draad versleten of beschadigd is.
zie ook kadul
VMNW: Dul
- mensen:
dwaas, onnozel, dom: oudste attestatie: Limburg, 1240
zot: oudste attestatie: Brabant-West, 1265-1270
overmoedig, roekeloos: oudste attestatie Oost-Vlaanderen, Limburg, 1290
- dieren: dol, gek
- zaken: slechte conditie
MNW: zot, dol, krankzinnig, dwaas, onverstandig: zie: De Dulle Griet
ook van dieren: dom, redeloos
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- dul, dulle, dil, dille: plant, oorsprong ongekend
- dol: zot, krankzinnig: van mensen
Ik krijg die vijzen niet meer uit dat scharnier want ze draaien dul, dan zal ik ze maar loswringen met een koevoet.
luiaardskoorts
zie ook flemmen
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Uit frans flemme `luiheid, vadsigheid’. In Vlaams-België.
Luiheid, vadsigheid, gemak.
Ik ga vandaag niet werken, ik heb de flem.
Soms heb ik ’s zondags de flem. Dan is het pyamadag in de zetel.
het rammelen van kleingeld
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Blijkbaar van onomatopoëtischen oorsprong. In enkele dialekten (o.a. het Westvlaams, waar men ook klotteren, kloteren, kleuteren zegt) bekend: misschien is het woord in verschillende streken spontaan gevormd.
zie ook kluttering, klutters
Tteek dat kleingeld niet meer in je broekzak, dat kluttert te veel.
zijn zin doordrijven
Woordenboek der Nederlandsche Taal: — (Meton.) (Vl.-België) Zijn kop uitwerken, doen wat men in het (opgewonden) hoofd heeft, zijn zin doordrijven, soms bep. tegen den wil van anderen in.
Iedereen raadt hem die zaak af, maar hij zal toch zijne kop uitwerken!
in de streek van Tielt is hemelwerke de naam voor de leeuwerik
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij zandloper
soort van leeuwerik die al kwinkelende in lucht opvliegt maar in eene schuinsche richting, en niet rechtop gelijk de hemelwerke. poëem WNT
Kijk ne keer hoe dat de hemelwerke recht omhoge schiet.
hinniken, ruchelen
Limburg: rochelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Ruggelen is in de Kempen: het geluid dat de peerden laten hooren als men hun eten aanbrengt, hunkeren, hinniken, stil brieschen, Schuermans (1865-1870).
Ik hoorde het paard ruggelen als ik in de buurt van de stal kwam.
rilling van koorts
zie ook daver
ook in de uitdr. de bever op zijn lijf hebben of krijgen
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
in België zijn ook in gebruik bever en beverik, in den zin van ”zenuwschudding”, van koorts, en bij overdracht van gelatine (De Bo (1873)).
Vorige zondag kreeg ik weer een bever. Mijn temperatuur was op 30 min. van 36.4°C naar 39°C geklommen.
Ik had de bever op mijn heel lijf en spierpijnen achteraf.
letterlijk: iemand bij zijn nek pakken
bij uitbreiding: iemand te pakken nemen, iemand in de kraag vatten
In de vaktaal van beenhouwers betekent het, het nekstuk van een beest
uitspraak in Antwerpen: koljee
uitspraak in de Antwerpe Kempen: kalee of kaljee
< Frans: collier
Hij was op de vlucht voor de politie maar bij een wegversperring hadden ze hem bij zijne collier.
Hard stuk snot uit de neus
zie ook krot
Nog steeds herinner ik goed de stem van mijn bomma, toen ik nog klein was. Ze zei dan: “Er zit een grote buut in auwe neus”. Brrrr jakkie bah
> andere betekenis van buut
het doel, de goal
< Frans but: het doel (voetbal)
Ich goan neet miea in de buut stoan, ze sjuppe dich de bein onger de vot vandaan.
(Ik ga niet meer in het doel staan, ze schoppen de benen onder je kont vandaan.)
> andere betekenis van buut
bezit, hebben en houden, spul, buit
Woordenboek der Nederlandsche Taal: buit > buut
In Zuid-Nederland overdrachtelijk genomen voor: aanmerkelijke hoeveelheid
Hij heeft daar een goeden buut gevonden, bij zijnen oom zaliger, rutten (1890).
Hij heeft een goeden buut noten thuisgebracht, rutten (1890).
Ik zal mijnen buut is bijeen scharen en dan zennek de pist in.
In de solden kan ik altijd nen serieuzen buut aankopen.
> andere betekenis van buut
bezit, hebben en houden, spul, buit
Woordenboek der Nederlandsche Taal: buit > buut
In Zuid-Nederland overdrachtelijk genomen voor: aanmerkelijke hoeveelheid
Hij heeft daar een goeden buut gevonden, bij zijnen oom zaliger, rutten (1890).
Hij heeft een goeden buut noten thuisgebracht, rutten (1890).
Ik zal mijnen buut is bijeen scharen en dan zennek de pist in.
In de solden kan ik altijd nen serieuzen buut aankopen.
iemand met een gezonde appetijt die veel kan eten
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
Verder: Smeerpere, gewestelijk , b.v. te Gent, voor: iemand die veel eet
- ’t Was zulk ’n smeerpere van e manneke: ’t at al op dat ’t hadde, Loquela (1887)
Als het op pizza eten aankomt is mijn zoon een echte smeerpeer.
het geleiachtig vast bestanddeel (aspic) dat tussen de stukken vlees zit van bijvoorbeeld: hennepot, hoofdvlees.
zie ook klidder
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
in België zijn ook in gebruik bever en beverik, in den zin van ”zenuwschudding”, van koorts, en bij overdracht van gelatine (zie b.v. De Bo (1873 )).
De bever van zelfgemaakt hoofdvlees vind ik lekker en veel beter van smaak dan deze van bij de beenhouwer.
heel hard werken, heel hard inspannen, zijn eigen (eigen, zijn ~) uitsloven
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Zijn ziel afdraaien, hard aan iets werken.
Ik doen da’ werk nie’: ik zouder nie’ gère m’n ziel op afdraaien, Cornelissen-Vervliet 1903.
zie synoniemen bij nikkel, zijne ~ afdraaien
In de week heb ik in huis zo mijn ziel afgedraaid, ik ben er nog muug van.
“Stel, ik heb gedurende drie jaar ‘mijn ziel afgedraaid’ (Ja toch? Of niet?) als topmanager bij Picanol.” (blog)
geheel (met nadruk), gans
ook godgansige
Dat heeft nu vandaag de godsjeugdigen dag geregend.
Den heelen godsjeugdigen dag tot ’s avonds laat, (F. Verschoren, in Vla. Gids 1910: Woordenboek der Nederlandsche Taal)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.