Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    boerkoos

    De beschrijving van deze term werd 4 keer aangepast.

    Versie 4

    boerkoos
    (zelfst. naamw. m. boerkozen)

    groentekweker

    < van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.

    “Berkoos. – Lezing door Isidoor Teirlinck.
    Spreker deelt den tekst of den inhoud mede van een aantal oorkonden betreffende het broekois-ambacht te Brussel, van af de XIVe eeuw. De leden daarvan, warmoezeniers van beroep, woonden in het gedeelte van Brussel dat toen Orsendale heette, of ook het Broekland. Ze worden ook die Broekluden genaamd. In lateren tijd wordt de benaming broekois vervormd tot boerkoos en thans is de uitspraak berkoes.
    Er kan niet aan getwijfeld worden dat Broekois eene Fransche afleiding van het woord broek is, later in het Brusselsche Nederlandsch overgenomen. De gangbare etymologie uit het Frans précoce moet zeker als verkeerd beschouwd worden.” (Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927)

    “Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)

    Regio Brussel
    Bewerking door de Bon op 30 Nov 2016 20:58
    0 reactie(s)

    Versie 3

    boerkoos
    (zelfst. naamw. m. boerkozen)

    groentekweker

    < van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.

    “Berkoos. – Lezing door Isidoor Teirlinck.
    Spreker deelt den tekst of den inhoud mede van een aantal oorkonden betreffende het broekois-ambacht te Brussel, van af de XIVe eeuw. De leden daarvan, warmoezeniers van beroep, woonden in het gedeelte van Brussel dat toen Orsendale heette, of ook het Broekland. Ze worden ook die Broekluden genaamd. In lateren tijd wordt de benaming broekois vervormd tot boerkoos en thans is de uitspraak berkoes.
    Er kan niet aan getwijfeld worden dat Broekois eene Fransche afleiding van het woord broek is, later in het Brusselsche Nederlandsch overgenomen. De gangbare etymologie uit het Frans précoce moet zeker als verkeerd beschouwd worden.” (Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1927)

    “Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)

    Regio Brussel
    Bewerking door de Bon op 30 Nov 2016 18:23
    0 reactie(s)

    Versie 2

    boerkoos
    (zelfst. naamw. m. boerkozen)

    groentekweker

    < van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.

    “Berkoos. – Lezing door Isidoor Teirlinck.
    Spreker deelt den tekst of den inhoud mede van een aantal oorkonden betreffende het broekois-ambacht te Brussel, van af de XIVe eeuw. De leden daarvan, warmoezeniers van beroep, woonden in het gedeelte van Brussel dat toen Orsendale heette, of ook het Broekland. Ze worden ook die Broekluden genaamd. In lateren tijd wordt de benaming broekois vervormd tot boerkoos en thans is de uitspraak berkoes.
    Er kan niet aan getwijfeld worden dat Broekois eene Fransche afleiding van het woord broek is, later in het Brusselsche Nederlandsch overgenomen. De gangbare etymologie uit het Frans précoce moet zeker als verkeerd beschouwd worden.”

    “Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)

    Regio Brussel
    Bewerking door de Bon op 30 Nov 2016 18:21
    0 reactie(s)

    Versie 1

    boerkoos
    (zelfst. naamw. m. boerkozen)

    groentekweker

    < van het Middelnederlands broeckoys: samenstelling van broeck (moeras) en de Middelfranse uitgang -oys (bewoner van, man van, bijvoorbeeld zoals in Bruxellois). In de loop van de eeuwen werd broeckoys vervormd tot broekois, boerkoos, berkoos, berkuus, perkuus.

    “Onder meer door de geringe beschikbare oppervlakte zijn plaatselijke tuinders (ook boerkozen genoemd) zich verder gaan specialiseren in zeer arbeidsintensieve teelten zoals radijzen, veldsla en busselajuin.” (boerenbond.be)

    Regio Brussel
    Bewerking door de Bon op 30 Nov 2016 18:14
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.