Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
hoe?
wordt normaliter als intensivering van de verbazing of onkennis van de spreker gebruikt, als antwoord op een voorafgaande stelling
klemtoon ligt altijd op de da(t)
ook bij alle andere vraagwoorden: waarom/voorwat dat? waar dat? wanneer dat? wie dat? …
- ’k Heb u nog gezien een tijdje geleden.
- Ah, echt? Waar da?
- Op de markt.
- Hoe, en wanneer da?
- Da ’k ’t nie meer weet, pakt vorige zondag, ge liept der rond met dingske.
- Wie da?
- Houdt u maar niet van den dommen, ’k heb u wel in ’t snotje.
maandag/dinsdag/…
dagen zijn mannelijk, dus wordt ‘de’ verbogen: de maandag, den dinsdag, de woensdag, den donderdag, de vrijdag, de zaterdag en de zondag
Ze gaat den dinsdag vertrekken en de zaterdag terugkomen.
veel oudere vorm van ‘staart’, die in tal van Vlaamse dialecten nog volop wordt gebruikt
ook steert, stert
Der zit ne ronker op mij peird zijne steirt.
uitspraakvarianten van “paard”
Antwerpen: peird, perdje
Hageland: peid
Herentals: pjeid, pjedje
Leuven: pjeid
Lier: peird, perdje
Scheldeland: pojeid
Wij hebben met ons huifkar en ons peird een toertje gemaakt.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.