Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
mier
< mierzeiker, uit mier en zeik
WNT, bij pismier: Evenzoo eng. pismire. Gewestelijke benaming voor de mier, die zoo geheeten wordt, omdat het insect een pisachtigen reuk afgeeft, of, naar het volksgeloof, de menschen bepist.
“Pis-miere, mier-seycke.” Formica (Kiliaan)
W’emme ne nest muurzeikers ier in den hof, dus past op waarda ge ga zitten.
1/woning waarbij 1 gevel gedeeld wordt met de buurwoning
2/halfopen bebouwing: tweewoonste
Zie ook: open bebouwing en gesloten bebouwing.
1/We geraken met de auto tot in de hof, want ons huis is halfopen bebouwd.
2/ We verkochten onze tweewoonste,het lukte niet met de buren!
erf, domein rond de woonst of andere gebouwen
uitdrukking :
“van den hof en het hekken vast”
die persoon moet van mijn domein af en mag niet meer terugkeren
Die moet hier nooit meer zijn: van den hof en het hekken vast, onmiddellijk!
intiem betasten, flikflooien, flodderen, stoeien
Fr. finaud (gladjanus, goochemerd)
Zie die twee daar finoeën, ’t een geflets en gefoemel! (kijk die twee daar kroelen, ’t is een gefleem en gewriemel)
stomdronken
z. poepeloere
Hij heeft z’ne kezem getrokken zeker? Ziet ’m daar weer poepeloerezat de cafés afdweilen …
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.