Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
in een huis de benedenverdieping of het gelijkvloers
meestal i.v.m. de kuisactiviteiten
zie ook: boven
Antwerpse uitspraak: benejen
ruimer dan Antwerpen?
De kuisvrouw doet over andere week den boven en de andere week den beneden.
Amai, zo’n kot kuisen is toch een heel job. Den boven is gedaan, nu mijnen beneden nog.
geschikt, degelijk, zoals het hoort, normaal, tegoei;
eerbaar, beleefd, respectabel, welgemanierd (niet in de betekenis ‘stijf’)
Pakt die kramakkelijke stoel niet, daar kunt ge niet deftig op zitten, ge gaat er seffens nog aftotteren.
De Paul heeft nu een goei job met een deftige pree en dienstencheques.
Ge moet deftig gerief hebben om deftig te kunnen werken.
Deftige werkvrouw gevraagd.
Die jongen komt uit een deftige familie.
taak, opdracht (niet als officiele, bezoldigde aanstelling)
ook de uitdrukking: er job aan hebben, er een hele opdracht mee hebben
Ik heb hier een jobke voor u: draagt die dozen eens ne keer naar de zolder?
Het is een hele job voor de Bon om alle SN woorden te archiveren.
Al die woorden opzoeken in den dikke van Dale, ik heb er job aan.
Zeer veel en smakelijk eten.
zie: diekedelver
Ons vader kan eten gelijk een diekedelver.
Truttig meisje.
Zo’n subbedutte gaat nooit aan een vent geraken!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.