Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een uitbrander krijgen of geven
dit wordt ook gezegd: iemand zijn vet geven
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
Onze Jan had beloofd om om 11 uur thuis te zijn, maar hij kwam er pas om 1 uur door. Die heb ik eens ferm z’n saus gegeven.
Lang geleden dat ik die nog zo z’n vet heb gegeven.
1. niets, niks, rien-de-knots
ook in de uitdr. het zal bros zijn of het zal bros worden: het zal niets zijn of niets worden
2. dat zal wel zijn, dat zal wel es waar zijn
1. Ze klaagt om de vijf botten (botten, om de vijf ~) over koppijn; van dat weer zegt ze. Het zal van den avond weer bros zijn, voor hem.
Het zal bros worden met die Poolse plekkers. We zullen ze niet meer vroem zien.
2. Bros! Onder uwe put! Gaat dat maar aan een ander vragen, ik doen ’t ni.
zie platte patatten
Mijn memoe uit Lier sprak ook altijd over platte patatten eten, en die waren serieus plat.
Dikwijls gebruikt wanneer ge niet direct op de naam komt van iets. Meestal daarna volgt “euh…”
zie ook: dinges, dingske
1. het dinge: voor znw die onzijdig zijn.
vb. het gebouw, het huis,…
2.de dinge: voor znw/psn die vrouwelijk zijn
vb de straat, de laan,…
3. den dinge: voor znw/psn die mannelijk zijn
vb de man, de auto,…
4. dinge: direkte aanspreking, geen geslacht, geen mv.
1. Aan het dinge, aan het euh… Ja, dat appartementsgebouw daar, daar moet ge de straat inrijden.
Het dinge, euh…, waar ze die retrospectieve van Chagall houden, zoek dat es op, op internet.
2. Uw vriendin, de dinge, euh…, de Magda, komt die morgen ook naar dat feestje?
3. Ge slaat daar rechts af, daar langs den dinge… (gommarus, 19 jan 2008 – cfr. reactie ander lemma dinge)
Dien dinge, dien Lexus, dien is duur, amai.
4. Dinge, euh…, Leen, waar gaat gij henne?
Dinge, Jos, ge hebt een prachtig schilderij gemaakt!
Dikwijls gebruikt wanneer ge niet direct op de naam komt van iets. Meestal daarna volgt “euh…”
zie ook: dinges, dingske
1. het dinge: voor znw die onzijdig zijn.
vb. het gebouw, het huis,…
2.de dinge: voor znw/psn die vrouwelijk zijn
vb de straat, de laan,…
3. den dinge: voor znw/psn die mannelijk zijn
vb de man, de auto,…
4. dinge: direkte aanspreking, geen geslacht, geen mv.
1. Aan het dinge, aan het euh… Ja, dat appartementsgebouw daar, daar moet ge de straat inrijden.
Het dinge, euh…, waar ze die retrospectieve van Chagall houden, zoek dat es op, op internet.
2. Uw vriendin, de dinge, euh…, de Magda, komt die morgen ook naar dat feestje?
3. Ge slaat daar rechts af, daar langs den dinge…
(gommarus, 19 jan 2008 – cfr. reactie ander lemma dinge)
Dien dinge, dien Lexus, dien is duur, amai.
4. Dinge, euh…, Leen, waar gaat gij henne?
Dinge, Jos, ge hebt een prachtig schilderij gemaakt!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.