Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- afzwakken, langzaam in sterkte of kracht minderen, afnemen,
- verzwakken, achteruit gaan (gezondheid)
> zie andere definities van afgaan
- Laat dat pillicht niet de hele tijd branden, dan gaan die pillen af en sebiet als ge het nodig hebt, dan marcheert (marcheren) dat niet meer.
- Mijn schoonvader is door zijn ziekte heel hard afgegaan.
1) kleuren die afgeven in water, verbleken in water
2) van kleur verschieten, verbleken, vervalen, afschieten
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
1) Die rode broek apart wassen want die gaat af.
En zeker niets wit erbij steken want als die afgaat dan ziet alles roos.
2) In de solden vindt ge soms kledingstukken met een verbleekte plooirand, dan is dat afgegaan van de zon met in de vitrine te liggen.
> zie andere definities van afgaan
rinkelen
> zie andere definities van afgaan
Sorry, ik had mijn gsm niet horen afgaan.
De Vlaming gebruikt in zijn alledaags taalgebruik ontzettend veel woorden die in het Nederlands iets anders betekenen, dan wel sterk verouderd of zelfs geheel onbekend zijn. In dit lemma houden we ne lijst bij van alle algemeen Vlaamse woorden die gebruikt worden voor te verwijzen naar familieleden, en ‘soorten’ mensen in het algemeen (gelijk: man, vrouw, kind, e.d.m.). Aan de hand van deze lijst kan een student Vlaams de betekenis van deze woorden eenvoudig achterhalen, en aldus rap mee zijn in e gesprek met moedertaalsprekers. Naast deze algemeen gebruikte woorden bestaan er ook nog tal van dialectwoorden (waarmee we enkel bedoelen dat ze slechts in een beperkte regio gekend zijn), uit praktische overwegingen nemen we deze niet op in het lemma.
algemeen:
bengel
bibi
bobon
boeleke
bruggepensioneerde
gast
jonk
jagger
jonggepensioneerde
jonkheid
jonkman
kadee
kapoen
kerstenkind
kinderken
kinneke
koppel
madam
manneke
mee
meiske
pateeke
pagadder
patotter
pee
smanspersoon
vent
vrouwmens
wijf
familie:
achterkozijn
achternakomertje
bobon
bomma
bompa
doopmeter
dooppeter
echteling
echtgescheiden
koekoekskind
kozijn
lief
madam
maman
meemama
meeouder
meme
mémé
memoe
moedere
moemoe
nonkel
nonkel pater
patchworkfamilie
pepe
plusdochter
plusgezin
pluskind
plusmama
plusouder
pluspapa
pluszoon
schijnkind
schoonbroer
tant
tante nonneke
vadere
vava
vent
veva
wijf
zuster
-
Begin 2015 beslisten de NL vogelaars eenzijdig de namen van een aantal vogelsoorten te wijzigen. Daarenboven werd beslist om de diminutief bij vogelnamen te weren: roodborstje moest roodborst worden. De Vlaamse vogelaars verzetten zich in den beginne nog tegen deze vorm van taalimperialisme, maar ondertussen zien we dat vele Vlaamse bronnen zich taalonderdanig aangepast hebben aan de Nederlandse directieven.
Zonder scrupules veranderen de NL vogelaars Vlaamse gaai in ‘gaai’ en willen ze roodborstje veranderen in oranjeborst! Kan het nog symbolischer?
Voorbeelden (alfabetisch):
aakster
goudhaantje
hanne, hanneke
meirlaan
roodborstje
Vlaamse gaai
winterkoninkje
Varia:
annekesnest
Uitdrukkingen:
aan de pluimen kent men de vogel
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.