Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    rossing
    (de ~ (m.), geen mv.)

    een pak slaag, een rammeling

    zie ook ruising, ros

    WNT: Ros, rossing:
    in Z.-Nederl.: afrossing, afranseling, pak ros, pak ransel, pak slaag.

    Eigenlijk verdient dat ambetantig manneke een farm rossing.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 May 2015 11:31
    0 reactie(s)

    rossing
    (de ~ (m.), geen mv.)

    een pak slaag, een rammeling

    zie ook ruising, ros

    Eigenlijk verdient dat ambetantig manneke een farm rossing.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 May 2015 05:22
    0 reactie(s)

    ros
    (bn.)

    roodharig

    MNW: ros, ros, rossig, roodachtig
    Het is niet zeker, dat het bnw. in het Mnl. is bekend geweest, doch wel waarschijnlijk. Zeker is het bestaan van het woord, als rosachtich mag worden beschouwd als eene afleiding van ros, en niet van rose.
    > Brabant 1514: In den somer zal hi (wijn) wit sijn oft rosachtich, Reg. 37d)
    Ros, rossig, roodachtig. Kil. ros, rosch, russus, russeus, rusceus, rufus; ros haer.

    WNT: Ros: oudste attestatie begin 16de E, Brabant

    Dat meiske staat beeldig met haar ros haar.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 May 2015 05:18
    6 reactie(s)

    ros
    (bn.)

    roodharig

    MNW: ros, ros, rossig, roodachtig
    Het is niet zeker, dat het bnw. in het Mnl. is bekend geweest, doch wel waarschijnlijk. Zeker is het bestaan van het woord, als rosachtich mag worden beschouwd als eene afleiding van ros, en niet van rose.
    > Brabant 1514: In den somer zal hi (wijn) wit sijn oft rosachtich, Reg. 37d)
    Ros, rossig, roodachtig. Kil. ros, rosch, russus, russeus, rusceus, rufus; ros haer.

    WNT: Ros
    oudste attestatie begin 16de E.

    Dat meiske staat beeldig met haar ros haar.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 02 May 2015 05:17
    6 reactie(s)

    ros
    (de ~ (v.), -sen)

    heks, kreng
    slechte vrouw, meisje

    WNT: Ros
    < Frans rosse (< Duits Ross): een paard zonder kracht of energie, waarschijnlijk als een afgedankt ruiterspaard beschouwd.
    Men heeft dit Romaansche woord natuurlijk in verband willen brengen met een ontleening aan germ. ros: paard, maar door de Romanisten wordt alle verband ontkend.
    In Z.-Nederl. gebruikelijk, voorheen ook in N.-Nederl. niet onbekend.
    > een slecht vrouwmensch, een boosaardig vrouwspersoon: Eene rosse van een vrouwmensch, de bo (1873). Eene rosse van een wijf, de bo (1873). ’En kwaê ros van e wijf, corn.-vervl. Zij is maar ’en ros, Ald.

    Gij se ros! Dat ik dat nu nog eens zie dat ge javel op m’n bloemen giet!

    Regio Hageland
    Bewerking door fansy op 02 May 2015 05:05
    2 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.