Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
zie fluitjesbroek
Een trapbroek is handig als men gaat fietsen, dan geraakt de broekspijp niet tussen de veloketting.
- een broek die juist tot aan de knieën reikte
- pofbroek (Herentals)
ook trapbroek, bloesbroek
- De jongens van de burgerij droegen ’n fluitjesbroek of trapbroek die juist tot aan de knieën reikte.
- Vroeger droegen baby’s wel eens een fluitjesbroek.
- In de zomer draag ik nog al eens een fluitjesbroek met een loszittende t-shirt.
pofbroek, plusfours (verouderd)
zie ook fluitjesbroek
Hij kreeg op zijn plechtige communie een kostuum met een bloesbroek en schaamde zich dood want dat was al jaren uit de mode.
iets snel afmaken en daardoor knoeien, afraffelen ….
Mijn moeder is geboren in Graauw (Zeeuws Vlaanderen) en daar wordt het nog gebruikt
WNT:
Rijfelen > rijven: In N.-Nederl. thans onbekend.
Afrijfelen: door rijfelen doen naar beneden komen (”Eenen gracht (aarden dam) afrijfelen”, rutten (1890))
varianten: verrijfelen, doorrijfelen, kapotrijfelen, vaneenrijfelen, wegrijfelen, uitrijfelen: uitrafelen
Een karweitje afrijfelen.
Je dagelijkse dingen doen als men ouder wordt, scharrelen,
blijven hudderen.
Op leeftijd blijven hudderen dan blijf je fit.
“Zo beetje in huis scharrelen… heerlijk, Chris en dat heeft een mens af en toe eens nodig, hoor. ‘Hudderen’ noemen wij dat.” (uit een forum op zeelandnet.nl)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.