Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
dynamisch: zwaai, zwenk, draai, buiging
statisch: boog, bocht, knik
zie ook zwikken
WNT: zwik > zwikken: niet in het Mnd.
nog gewestelijk: zwaai; zwenking.
> De stoel viel mee ‘ne’ zwik om, corn.-vervl., Aanh. 1906.
Ze liep heftig tegen de stoel aan en die viel met een zwik op de grond.
Toen hij binnenkwam gooide hij met een zwik zijn sleutels in de kom op tafel.
Het water kan niet goed door de tuislang lopen want er zit een zwik in.
dynamisch: zwaai, zwenk, draai, buiging
statisch: boog, bocht, knik
zie ook zwikken
WNT: zwik > zwikken: niet in het Mnd.
nog gewestelijk: zwaai; zwenking.
> De stoel viel mee ‘ne’ zwik om, corn.-vervl., Aanh. 1906.
Ze liep heftig tegen de stoel aan en die viel met een zwik op de grond.
Toen hij binnenkwam gooide hij met een zwik zijn sleutels in de kom op tafel.
Soms zie je op een opligger van een vrachtwagen het opschrift: ‘pas op, zwenkt uit’. Wij zeggen: ‘pas op, zwikt uit’
Het water kan niet goed door de tuislang lopen want er zit een zwik in.
- lang, mager persoon
- wordt ook gebruikt als synoniem voor schommel
zie ook zwik, lange ~
WNT: Redupliceerende uitbreiding van zwik (de verbaalstam van zwikken) met vocaalalternantie (zoals mikmak, tiptop e.d.). Bij Kiliaan (1588) en Mellema (1618) ook in de vorm zwikzwank; bij Gezelle in de vorm zwijkzwak en bij Desnerck en Teirlinck ook zwiekzwak.
- Gewestelijk, in Vl.-België en Zeel.: Lang, mager mensch (die met knikkende knieën en zwikkende voeten loopt).
“Gij lange zwik-zwak!” Sieders (1869).
Die lange zwikzwak heeft geen ragebol nodig om de spinnewebben weg te doen.
een lang mager iemand
een zwik is een dun twijgje; vandaar lange zwik
zie ook zwikzwak
< oorsprong: (1573) ontleend aan Middelhoogduits zwic
WNT: Gewestelijk, in Vl.-België. Lange slungel (die bij het loopen zwikt). Staelens (1982)
Zo’n lange zwik hebben we nodig in onze basketbalploeg.
zwilgske = slokje
zwillegen = slokjes nemen
zie ook: zwelgstje
Mijn vader en grootvader (geboren 1888) gebruikten dit en waren afkomstig van St-Amands (Oost Vlaanderen).
VMNW: Swelghen: Mnd. swelgen. Grote hap, slok.
Oudste attestatie: West-Vlaanderen, 1287
WNT: Zwilgen: Mnl. swelgen:
De vorm zwilgen is nog gewestelijk in gebruik in het Land van Waas en in Belg.-Brab. (joos (1900-1904) en pauwels, Aarschot 1, 21 1958). In semantisch opzicht is het woord deels syn. met het neutralere slikken en met pejoratieve woorden als brassen, schrokken, slokken, slempen, zuipen.
Je zal wel dorst hebben, pak maar een “zwilgske” water.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.