Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    stroot
    (de ~ (v.), geen mv.)

    keel, strot

    uitspraak: /str.e.oet/

    Komt net zoals “strot” van het Engelse “throat”
    Stroot is thans gewestelijk nog in gebruik.

    WNT:
    Middelnederlands strot(te). Daarnaast in ‘t Middelnederlands strote, stroot, dat tot in de 17de eeuw, althans in geschrifte, zeer verbreid was.
    In verschillende mnl. geschriften en ook bij KIL. komen vormen voor met metathesis: storte, sterte, starte enz.: zie voor de mogelijke verhouding tusschen al die vormen W. DE VRIES, in Tijdschr. 28, 228; volgens SCHUERM. (1865-1870) zegt men in den omtrek van Lier nog stort.
    In’ stroot opedoen, opezette, overluid schreeuwen, TUERL.

    Die brakke spinazie krijg ik niet door m’n stroot. Ge hebt er een handsvol zout bijgedaan ipv. een snuifje.

    ’A’ge ni oeppast groebbel (groebbelen) ‘k ’a sebiet bâ a stroot!’ (Booms)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 16 Jan 2016 04:33
    0 reactie(s)

    weekluis
    (de ~ (v.), ~zen)

    bedwants, wandluis, weegluis

    < een weeg is een oude benaming voor een gevlochten wand,
    zijn vooral ’s nachts actief. Hoort bij de ’familie’ der luizen

    uitspr. /wi:kl??s/
    uitdr.: zo fier als een weekluis

    WNT: WEEKLUIS —, znw. vr., mv. -luizen. Uit weeg (I) en luis. Mnl. weechluus. De vorm weekluis wordt na de 17de e. (ogier, Seven Hoofts. 23 (1644)) alleen nog gewestelijk in Vl.-België (O.-Vl., Antw., De Kempen, Land van Waas) en Zeel. aangetroffen. In de Zaanstreek wordt het beestje ook weegje genoemd; zie WEEGJE (II).
    1. Ben. voor een zeker insect dat zich vooral ophoudt (ophield) in houten wanden, beschotten, bedsteden en ledikanten, en mensch en dier beten toebrengt; wandluis; bedwants (Cimex lectularius L.). Zie verder bijv. oudemans, Insecten 282 (1905).
    2. Volgens de volg. bron wordt het woord in Gron. (het Oldambt) gebruikt in toep. op de bladluis.

    Der zate weekluizen in de muren.

    Komt voor in een liedje dat werd gezongen tussen pot en pint:
    “De ruiten bevroren
    de pispot in huis
    en op de gordijnen
    een grote weekluis”

    Ik heb zeer slecht geslapen, mede en vooral door de aanwezigheid van die weekluizen die ik waarschijnlijk in huis gebracht heb na een bezoek aan iemand.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 15 Jan 2016 21:52
    4 reactie(s)

    weekluis
    (de ~ (v.), ~zen)

    bedwants, wandluis, weegluis

    < een weeg is een oude benaming voor een gevlochten wand

    uitspr. /wi:kl??s/
    uitdr.: zo fier als een weekluis

    WNT: WEEKLUIS —, znw. vr., mv. -luizen. Uit weeg (I) en luis. Mnl. weechluus. De vorm weekluis wordt na de 17de e. (ogier, Seven Hoofts. 23 (1644)) alleen nog gewestelijk in Vl.-België (O.-Vl., Antw., De Kempen, Land van Waas) en Zeel. aangetroffen. In de Zaanstreek wordt het beestje ook weegje genoemd; zie WEEGJE (II).
    1. Ben. voor een zeker insect dat zich vooral ophoudt (ophield) in houten wanden, beschotten, bedsteden en ledikanten, en mensch en dier beten toebrengt; wandluis; bedwants (Cimex lectularius L.). Zie verder bijv. oudemans, Insecten 282 (1905).
    2. Volgens de volg. bron wordt het woord in Gron. (het Oldambt) gebruikt in toep. op de bladluis.

    Der zate weekluizen in de muren.

    Komt voor in een liedje dat werd gezongen tussen pot en pint:
    “De ruiten bevroren
    de pispot in huis
    en op de gordijnen
    een grote weekluis”

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 15 Jan 2016 21:50
    4 reactie(s)

    kribbelenbuik
    (de ~, m., geen mv.)

    Reuzenrad op de kermis.
    Werd zo genoemd in de jaren 60 in Antwerpen.

    Ge meu gerust zen de “kribbelenbuik” sto êlk jaar op de sinksenfoor.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door fansy op 15 Jan 2016 18:28
    0 reactie(s)

    kribbelenbuik
    (de ~, m., geen mv.)

    Reuzenrad op de kermis.
    Werd zo genoemd in de jaren 60 in Antwerpen.

    Ge meu gerust zen de “kribbelenbuik” sto êlk jaar op de sinksefoor

    Regio Antwerpen
    Bewerking door fansy op 15 Jan 2016 18:27
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.