Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Een boi zeggen ze ook in Turnhout maar daar is de betekenis een trui.
Dat ken ik ook nog. Mijn grootmoeder zaliger (Lier) kocht dat regelmatig voor ons als we bleven slapen bij haar. Goei boter erop, een koem cacaomelk erbij en smullen…
al 30 jaar springlevend
http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx?articleid=dmf20131018_00798013§ion=62993645&utm_source=nieuwsblad&utm_medium=newsletter&utmcampaign=regio-nb
Regio Herenthout, Herentals gebruikt men:
dal, dals en dalsen
MNW:
saethout komt onder allerlei timmermanstermen driemalen voor ZVl. Bijdr. 6, 191 (a. 1404).
WNT:
Zaathoutbalk:
balk gebruikt als zaathout.
Zaadhoutbalk, ”4 zaadhoutbalken”, verkooping afbraak barkschip a° 1895
Zaathout:
(Scheepsb.) Zware balk die aan de binnenzijde van den scheepsbodem tegen de kiel aan ligt en waar de ribben en de masten in bevestigd zijn; ook kolsem, tegenkiel en binnenkiel genoemd.
ook (WNT):
ategeld, zaatgeld, belasting op het gebruik van een ligplaats voor een schip in een haven of op een scheepswerf. Gewest. in Vl.-België.
Zatehuis, herberg. Alleen in een Vl.-Belgische bron, en veroud.
Zaatligger. Gewest. in Vl.-België.
Zatewijs, al zittend. Veroud., en alleen in een Vl.-Belgische bron aangetroffen.
Scheepstimmerwerf. Gewest. in Vl.-België, meestal in den vorm zaat.
Steun waarop een in aanbouw zijnd schip rust. Gewest. in Oostende.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.