Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
spijker
We zullen die plank met een paar nagels vast hangen.
Ge slaagt de nagel op zijn kop!
oudere benaming voor moeder of grootmoeder
VD
moe (dev)
(informeel) moeder
Kindjes, subiet gaan we op bezoek bij moe.
op het laatste nippertje, op het laatste moment, op de valreep
De winnaar van de hoofdprijs kwam in extremis toch nog opdagen.
rechthoekig kleed als bescherming tegen de kou
hier synoniem van dekbed
Mijn deken is van echt dons gemaakt. Dat is ideaal voor in de winter.
ander woord voor klootzak. Smeerlap.
WNT:
Gemeen scheldwoord voor iemand die is aangetast of aangestoken door een venerische ziekte (of andere vuile huidziekte); in ’t bijzonder als een oud minachtend scheldwoord voor de Walen en Franschen (verg. de benaming Fransche ziekte voor: syphilis, en zie verder nog voor de aan de Franschen toegeschreven neiging tot het sexueele Dl. III).
Nog thans in Z.-Nederl. voor: ”iemand die aangedaan is van koningszeer, venusziekte”
Daarnaast ook opgevat als: log of lomp persoon. Verg. SCHUERM., Bijv. (1883): ”dikke, zwaarlijvige vent” en V. MOOCK: ”lomp, ongeschikt mensch, maroufle, bouvier”.
Deze beteekenis is vermoedelijk ontstaan doordat men aan zak in algemeenen zin heeft gedacht (als in: zoutzak voor: domme, logge vent; lamzak enz.), terwijl de oorspr. opvatting van zak (in verband met rot: venerisch) zal zijn geweest die van: balzak.
Rotzak … scheldw.: veeltijds per abuis door zommige welgemeste en logge Nederlanders de Franschen en Waalen toegepast MARIN.
© 2007 INL. Artikel gepubliceerd in 1921.
Die rotzak heeft mij weer liggen.(bij mijn kloten)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.