Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
roste: vrouw met ros, roodachtig haar
rosten: man "" ""
verbogen als een bijvoeglijk naamwoord
Die roste is met een rosten getrouwd
roeste kleur,
koeroste zijn: rosharige
Het meisje heeft een complex,omdat ze koeroste haren heeft.
opscheppen
WNT:
STOEFFEN ww. Een zuidelijke vorm naast stoffen.
— Stoffen, pochen, roemen.
“Drij beroemde doktoors zaten in een voorname herberg te stoefen over hun kunst” Coeckelb. (1903)
Karel is aan het stoefen over zijnen nieuwen auto.
-wat dronkenschap tot gevolg heeft
-het zich bedrinken, zuippartij, zatlapperij, zuipfeestje
-hoeveelheid drank waarmee men zich bezat.
WNT:
“Waar hebt ge dat zatsel gekocht?” Rutten (1890).
“Hij heeft den eersten prijs behaald: er is een zatsel aan vast.” Verz. Gezelle (voor 1899).
Die man stond vooral bekend om zijn voorliefde voor wijnen en andere zatsels.
Een zatsel met een grote hoop is plezanter.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.