Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
piepke: in W.V. verkleinwoord voor pieper, kus.
zo is piepke, een zoentje, een kusje.
De moeder gaf haar kindje nog een schoon piepke, voordat ze het in zijn wiegske lei.
rijgen, met wijde steken vastmaken
afg.: driegdraad, drieggaren, driegsteek
< bedr. zw. ww. Mnl. Driegen, mhd. drîhen. Van denzelfden stam als dringen.
Met een lossen draad hechten, rijgen. Thans in N.-Ndl. verouderd.
Drieghen. Leuiter consuere, longa sutura adaptare, q. d. false suere, Kiliaan (1588) WNT
Bij een eerste pasbeurt was het vestje enkel maar gedriegd.
voorlopig vastnaaien, driegen (met driegdraad)
WNT: Modern lemma: troggelen
— TROCHELEN, TRUGGELEN —, onz. en bedr. zw. ww. De vorm met ch is de oudste.
Met groote steken voorloopig aan elkaar naaien, rijgen; los en slordig aan elkaar zetten, slordig naaien, stoppen of breien. In Z.-Nederl. en Limb.
Trochelen j. drieghen. Leviter consuere, KIL. (1588).
Als ge een rok of kleed wilt ommaken, moet ge de zoom eerst trochelen. (lokale uitspr.: troëchele)
voorlopig vastnaaien, driegen (met driegdraad)
Als ge een rok of kleed wilt ommaken, moet ge de zoom eerst trochelen. (lokale uitspr.: troëchele)
verschroeien
Toen moeder te dicht bij het vuur stond, rook ze al met ne keer dat haar kleed verbloeid was.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.