Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand die etalages decoreert (SN: etaleur, ww: etaleren)
De etalagiste heeft dat kleedje ondersteboven gehangen.
de tafel afruimen
antoniem: zetten, de tafel ~
Ik zal is rap de tafel afzetten.
katijvig of katievig=
nat en koud, ellendig
< katijf
bnw. en znw. Middelnederlands katijf, ketijf, jongere bijvormen van mnl. keitijf, dat ontleend is aan oudnoordfrans caitif (hetzelfde woord als oudfrans chaitif, frans chétif, ital. cattivo, enz.); de verschillende vormen komen alle van latijn captivus. Eigenlijk: (krijgs)gevangen, in slavernij; vandaar: ongelukkig, ellendig, beklagenswaardig, enz. (WNT)
’k sta hier te klutteren in zulk katijvig were (weder).
1. kot: hokje Vb: autobuskotje:bushok
2. kot: studentenkamer
3. kot: huis
4. kot: achtergebouw
1. We kunnen schuilen bij regen in het autobuskotje.
2. Onze Fien zit op kot in Leuven, ik mis haar enorm.
3. Ik baal ervan als ik hoor dat het tijd is huiswaarts te keren, men spreekt van: we gaan naar ons kot!
4. De buren beginnen met de afbraak van hun koterijen (achtergebouwtjes).
dagziekenhuis, dagkliniek
afdeling van een ziekenhuis waar de patient niet overnacht
Een daghospitaal wordt nu ook ‘one day clinic’ genoemd.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.