Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Een rondtrekkende persoon, meestal een eenzaat, die op den dool is.
werkwoord: tjolen
Gust is een echte tjoolder. Ik kom hem tegenwoordig overal tegen. Hij is echt op den tjool.
een persoon die alles verkeerd doet, of een lomp persoon
zie andere betekenis bij tjoolder
bevestiging van de regio graag
Gie domme tsjoolder, ge hebt weer ien laat’n vall’n
(of swèl)
terwijl
< swijlen?
ook: swees, swens, swengst, swengst dat
Swèl ik naar de winkel was, is mijn moeder langsgekomen, we hebben elkaar net gemist.
ondertussen, terwijl
ook swees
Antw.: swengst, swengst dat
Hageland: swijl
< wijlen, oorspr. verbogen vorm van wijl ‘tijd’, met voor en achter een bijwoordelijke s vgl. ’s nachts. (A. Weijnen)
De vrouwen zaten te praten, swens hadden de mannen de afwas gedaan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.