Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand die veel eet maar toch mager blijft
zie ook doorjager, boogvulder
in Antwerpen: deurjager
Kempen, deurjager, deurjeger, deujeger, deujager
Hij is een echte deurejager – hij is nog altijd even mager als vroeger.
zwerver, haveloze, louche persoon
< Engels: beachcomber = strandjutter
< etymologie zie bitskommer
uitspraak in Antwerpen: klik hier
Der stond nen bitskoemmer aan de Sarma, die zijn hand ophield. Ik heb dien bedelaar ne cent gegeven. Zijn oogskes lichtten op van contentement.
zwerver, haveloze, bedelaar
< Engels: beachcomber = strandjutter
< etymologie zie bitskommer
uitspraak in Antwerpen: klik hier
Der stond nen bitskoemmer aan de Sarma, die zijn hand ophield. Ik heb dien bedelaar ne cent gegeven. Zijn oogskes lichtten op van contentement.
zwerver, haveloze, bedelaar
< Engels: beachcomber = strandjutter
< etymologie zie bitskommer]
uitspraak in Antwerpen: klik hier
Der stond nen bitskoemmer aan de Sarma, die zijn hand ophield. Ik heb dien bedelaar ne cent gegeven. Zijn oogskes lichtten op van contentement.
bedwants, wandluis, weegluis
uitdr.: zo fier als een weekluis
WNT: Modern lemma: weegluis
— WEEKLUIS — Uit weeg (wand) en luis. Mnl. weechluus. De vorm weekluis wordt na de 17de e. alleen nog gewestelijk in Vl.-België (O.-Vl., Antw., De Kempen, Land van Waas) en Zeel aangetroffen.
Der zate weekluizen in de muren.
Komt voor in een liedje dat werd gezongen tussen pot en pint:
“De ruiten bevroren
de pispot in huis
en op de gordijnen
een grote weekluis”
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.