Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    alaam
    (het ~, -en)

    - alg.: gereedschap, verzameling werktuigen, alm
    - fig.: spottende naam voor mannelijke geslachtsdelen, vgl: gerief

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, archaïsch

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Alaam, allam (met verwisseling van accent ALM, ALEM): Het woord was en is alleen in Zuid-Nederland en in Zeeuwsch-Vlaanderen bekend en daar nog thans algemeen; het beteekent gereedschap.
    < Middelnederlands: ‘allame’ < andlame, waarbij and- overeen komt met eerste deel van ‘antwoord’ en -lame vergelijkbaar is met Eng. ‘loom’. Hetzelfde woord als Oudengels andloman (meervoud) dat “gerief, gereedschappen” betekende, evenals “penis”.

    gezegden:
    - alg.: Zijn alaam kennen: zijn vak verstaan
    - fig.: Een aardig stuk alem: een rare kwant

    zie ook alaambak

    - In de Brico zal je alle alaam vinden die je nodig hebt om parket te leggen.

    - Als de buurman zijn fietsbroek aan heeft, zie je heel duidelijk zijn alaam zitten.

    - “Dyveerssche halaemen dienende ter neerrynghe der draperye als scietspoelen, caerden ende dier ghelycke,” – uit de Spelen van Cornelis Everaert, ca. 1530

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 22 Oct 2017 16:03
    6 reactie(s)

    plak
    ( de ~, m mv ~e)

    doek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.

    Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.

    Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.

    Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. 2, 225 b. (WNT)

    Regio Maasland
    Bewerking door de Bon op 22 Oct 2017 16:00
    0 reactie(s)

    plak
    (de ~ (v), ~ken)

    plaats in div. betekenissen: kamer, ruimte, vlek, plek
    dim.: plakske

    Ook in prov. Antwerpen

    Van Dale 2014 online: (gewestelijk) plek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, in ’t algemeen; zoowel in toepassing op eene plaatsruimte, als op eene zit- of staanplaats. Gewestelijk in verschillende streken in gebruik, b.v. in Groningen, Friesl., Antwerpen, Brabant.

    Doë wor geen plak nimei èn de kafei (er was geen plaats meer in het café).

    En plak van gaas te gèève, dauwdeter op de frèè (in plaats van gas te geven, duwde hij op de rem).

    Sondes ès ’t noênèète èn de goej plak (op zondag middagmalen we in de bezoekerskamer).

    Kik nau, ’n vaul plak op ze goêd kostum (kijk nu, een vuile vlek op je zondagse pak)!

    Regio Haspengouw
    Bewerking door de Bon op 22 Oct 2017 15:40
    1 reactie(s)

    plak
    (het ~, de~, (v.), ~ken/~s)

    nummerplaat van een auto

    < Frans: plaque d’immatriculation

    Ook in de Antw. Kempen
    West-Vlaanderen: een plakke

    Van Dale 2014 online: gewestelijk, plaat

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Iets dat in vorm op eene snede of schijf gelijkt.
    In Vlaanderen (onz. gebruikt), eveneens naar het voorbeeld van frans plaque, voor: plaat van metaal of glas. Inzonderheid: Naamplaat, plaatje met den naam van een persoon, eene straat enz. Ook de genummerde plaat van een automobiel, een rijwiel enz.

    Belgium licenseplate EU

    De politie vroeg me of ik het plak van de wagen kende? (Leiestreek)

    Ken je gie joen plak va joen otto? (Ken je de nummerplaat van jouw auto?) (Westhoek)

    De plak van dien auto is zo smerig, als ze hem lezen, kunnen ze geen boete uitschrijven. (Antwerpse Kempen)

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 22 Oct 2017 15:37
    4 reactie(s)

    plak
    (zn. vr. -ken)

    een veld, een uitgestrekte plaats, plek

    Van Dale 2014 online: gewestelijk
    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Eene zekere uitgestrektheid gronds enz.

    Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.

    “Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)

    “Op die plak zaai ik koren”, Cornelissen-Vervliet (WNT)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 22 Oct 2017 15:35
    1 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.