Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een specifieke haardracht bij vrouwen
vergelijkbaar met een paardenstaart maar dan in ‘bolvorm’ of ‘knotvorm’
prov. Antwerpen: dod, vr., dodden, doddeke
Woordenboek der Nederlandsche Taal: dot – dod; Eene kleine massa ineengedraaid en vastgestoken hoofdhaar, een kleine wrong; soms, inzonderheid in Zuid-Nederland ook zonder gedachte aan eene kleine massa: wrong, toet.
Mijn oma draagt haar haar altijd in een dotje.
’s Zomers, bij heet weer, is mijn haar meestal opgerold in een doddeke.
fijne sneeuw
zie ook: snipsneeuwen
Van Dale en Woordenboek der Nederlandsche Taal: “motsneeuw”
Er valt alleen maar snipsneeuw, ne sneeuwman zulle de klein mannen dan nog nie kunne maken.
heen en weer bewegen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: frequentatief van wrikken. Inz. in vlaamse bronnen aangetroffen.
Zich heen en weer bewegen van: van personen en zaken
Knoeien, frutselen, peuteren
- ook in de Kempen, Lier:
Hij sprong in het schuitje …, stak van kant en wrikkelde rechtstaande, stroomop, Timmermans, Pallieter (1916)
- ook in Oost-Vl.: Treeze Moeiens hondje Zat op heur kloef. ‘t Wrikkelde z’n steertjen En Treeze Moeie loech, in Oostvl. Zanten (19de e.)
zie ook: wrikkelgat, frikkelen, gefrikkel
Zit nu eens stil en hou op met wrikkelen op je stoel.
De kolossale man naast mij leunt tegen mij aan. Ik begin wat ongemakkelijk te wrikkelen maar hij wil van geen wijken weten. Zijn dikke dijen duwen tegen de mijne: (http://www.brusselblogt.be/2008/02)
1) buil, bult
2) deuk, bluts
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Buts: Middelnederlands butse. Alleen in zuidelijke gewesten.
1) Buil, bult, gezwel
2) Deuk, en dus juist het omgekeerde
1) De Jef heeft een buts op zijne kop.
2) Uwen auto zit vol butsen.
struikelen, stronkelen
ook in prov. Antw.
Van Dale 2012 online: gewestelijk: stronkelen, strompelen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: In een groot deel van het brabants en een deel van het vlaams taalgebied (Teirlinck: streunkelen) een bijvorm van stronkelen
zie ook tsjobbelen
Ik ben over mijn eigen voeten gestrunkeld.
“Hij strunkelden over ’ne’ steen en hij viel”, Cornelissen-Vervliet (1899).
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.