Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
master, iemand die de volledige universitaire opleidingscyclus heeft afgerond
Nederland: doctorandus
De termen “kandidaat” en “licentiaat” zullen in belang afnemen omdat ze worden vervangen door de Europese “bachelor” en “master” graden. Zo is de vroegere kandidaat/licentiaat in de wetenschappen nu een bachelor/master in de wetenschappen geworden.
Ik ben licentiaat in de informatica.
1) graad van licentiaat: een academische graad (master) die volgt op een kandidatuursdiploma (bachelor)
2) houder van een licentiediploma die het recht heeft tot lesgeven (vr.: licentiate)
Van Dale:
- (vóór de invoering van de bamastructuur) studie die aan een Belgische universiteit leidde tot de graad van licentiaat.
- Academicus die de bevoegdheid heeft om tot doctor te promoveren (o.a. in België). NL: doctorandus
zie ook licentie, kan, lic
1) Hij heeft zijn diploma licentiaat wiskunde behaald.
2) Een licentiaat geeft les aan studenten in het hoger secundair onderwijs.
1) graad van licentiaat: een academische graad (master) die volgt op een kandidatuursdiploma (bachelor)
2) houder van een licentiediploma die het recht heeft tot lesgeven
vr.: licentiate
zie ook licentie, kan, lic
Van Dale:
- (vóór de invoering van de bamastructuur) studie die aan een Belgische universiteit leidde tot de graad van licentiaat.
- Academicus die de bevoegdheid heeft om tot doctor te promoveren (o.a. in België). NL: doctorandus
1) Hij heeft zijn diploma licentiaat wiskunde behaald.
2) Een licentiaat geeft les aan studenten in het hoger secundair onderwijs.
aan de grond zitten, geen reserve hebben, blut zijn
ook: rotte, gene ~ frank hebben
Hij moet naar de ocmw gaan voor budgetbeheer want hij heeft gene rotte sol meer over sinds de echtscheiding.
geld
< sol=oude Franse munt < volkslatijn: soldus
een solleke: een muntstuk (nikkel) met een gat in met een waarde van 5 centiemen (20ste E.)
WNT:
znw. m. Ontleend aan verouderd frans sol.
Muntstuk of waarde van 10 centiemen. Gewestelijk in Zuid-Nederland.
“Als ’t dan avond was en hij … de sollen en centen kon uittellen” Thiry, Mr. Vindevogel.
- Ga je mee winkelen?
- Nee, ik zit krap bij kas, m’n sollen zijn op.
Ik heb gene rotte sol op zak (sol, geen rotte ~ hebben). Ik ben platzak.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.