Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    ruttelen
    (ww. ruttelde, heeft gerutteld)

    rammelen;
    zie ook ruttelaar

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Een naast Rotelen en Reutelen staande vorm
    1. Ratelen of rammelen. In Vlaanderen.
    “Ruttelen, rotelen, gerucht maken, klutsen, klinken, b.v. van geld gezegd”, Schuermans (1865-1870)
    “De jongers … ruttelen de centen in hunne samengeloken handen”, De Bo (1873).

    Ik moet naar de garage, want er ruttelt wat in mijn motor.

    Regio Brugs Ommeland
    Bewerking door de Bon op 13 Apr 2018 22:03
    0 reactie(s)

    bijzen
    (ww. bijsde, heeft gebijsd)

    op de loop gaan, op hol slaan (v. runderen gezegd bij naderend onweer)

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Middelnederlands bisen
    Bij Kiliaan (1588) bijsen en biesen. Oudhoogduits pisón.
    - Van vee. Door de weide rennen, vooral wanneer het tochtig is of door de hitte en door insecten wordt geplaagd.
    “De koeien gaan aan ’t bijzen als zij de bijspauwen hooren ronken”, De Bo (1873).

    De koeien gaan bijzen (ook: “biezen”), er komt zeker onweer.

    Regio Haspengouw
    Bewerking door de Bon op 13 Apr 2018 22:02
    0 reactie(s)

    bilk
    (de ~ (m.), ~en)

    weide

    uitspraak vaak als: beik

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Middelnederlands bulc, buelc, beelc.
    Een woord dat inzonderheid in West-Vlaanderen inheemsch is; bij De Bo (1873) verklaard met ”beluik voor beesten, bocht, omsloten weide, omheind perk”. De etymologie is niet duidelijk.
    Bilck, Fland. Pascuum, Kiliaan (1588).
    De ossen blijven ’s zomers dag en nacht in de bilken, De Bo (1873).

    • Iedere morgen brengt de boer zijn koeien naar de bilk.
    • “Ghy muecht wel in droghaerts bilck ghaen weeden,” – uit ‘Spelen’ van Cornelis Everaert, 1509
    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 13 Apr 2018 22:02
    0 reactie(s)

    zever
    (de ~ (m.), ~s)

    kwijl

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Speeksel; in het bijzonder: het speeksel dat onwillekeurig uit den mond of den muil vloeit; kwijl; ook wel: slijmvocht uit mond of keel. In de algemene taal verouderd, maar wel nog gebruikelijk in Vlaams-België en in de dialecten van Nederland.

    Ons Karelke zijn kin hangt weer vol zever.

    “De zeever liep hem uit de mond” Van Dale (1914)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 13 Apr 2018 22:01
    0 reactie(s)

    schof
    (het ~, -ven)

    lade

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Middelnederlands scof. Van Schuiven. Thans nagenoeg alleen in Zuid-Nederland.

    zie ook schuif

    Het schof ligt wiesterkapeele (wiesterkapeele, het ligt ~).

    Regio Westhoek
    Bewerking door de Bon op 13 Apr 2018 22:00
    2 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.