Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
→ den – ontstaat door assimilatie voor een b en m
zie andere betekenis van dem
Ze gaan met den boot naar Dover.
/Ze gaan meddem boot naar Dover./
Met den boot?
/Meddem boot?/
Ja, met den motorboot.
/Ja, met demmotorboot.
ieder van de tepels van een uier
andere betekenis van dem
(ook deem)
De koe haar achterste demmen zijn ontstoken.
niks, helemaal niks
zie ook: dem, geen ~
“Daar verstaan ik gén dém van.”
(Daar begrijp ik niks van.)
klein kind dat amper kan lopen, (uitbreiding) hummeltje, kleuter;
ook dabberke
zie ook dabben
Ziet da debberken is achter dem bal lope, straks valt ’m nog.
krabben
ook in Limburg
vroeger als kinderen in hun haar zaten te krabben vanwege luis was het de moeder die dan steevast zei ¨zit nie in ouw haren te dabben¨, want dan kon eenieder wel bedenken waarom dat kind zat te dabben, was een beetje een gevoel van schaamte daarover.
andere betekenis van dabben
Den hond heeft vloë, hij dabt nogal achter z’n oren.
Zijne kop jeukt, ziet ’m dabben.
Zit nie in uw haar te dabben.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.