Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snoepen (bv. chocolade)
zie ook smosteren, smosjteren, sjmoster
vgl. ook andere regio’s: sneukelen
Je mag niet zoveel smossen!
< andere definitie van smossen
Overdreven veel geld uitgeven, geld slecht beheren, verkwisten
zie ook versmossen, opsmossen
Hebt ge dat gebouw gezien? Ze smossen er hier nogal mee.
Maar een schepen met een vieze kaart, olala! Want die smost met geld van de belastingbetaler. (standaard.be)
< andere definitie van smossen
knoeien, morsen
DS2015 geen standaardtaal (ondanks voorbeelden onder)
< zie smodderen, mozen, zwanselen, kwanselen, sturten, dashteren, desteren
Stop met smossen en eet uw bord leeg.
Ik heb mayonaise op mijn broek gesmost.
Wat moet je anders denken als Karen en James met een groep blinden spaghetti eten, en dat geblinddoekt doen om ook te kunnen smossen? (standaard.be)
Christophe smost niet met eten. Zijn doosjes bevatten net genoeg voor iedereen. (standaard.be)
< andere definitie van smossen
zoenen
Ze staan te smossen! :O
In Tom Lanoye’s toneelstuk “De Jossen” wordt er gesmost.
< andere definitie van smossen
het woord zelf is verouderd, maar het verleden deelwoord van ondervliegen (ondervlogen) wordt nog gebruikt in de Kempen
Woordenboek der Nederlandse Taal, bij ondervlogenheid:
In Zuid-Nederland als benaming voor eene soort van benauwdheid. Met het achtervoegsel -heid van ondervlogen, het verleden deelwoord van het onscheidbare ondervliegen. Dit is misschien wel hetzelfde woord, doch figuurlijk gebezigd, als het scheidbare ondervliegen, dat in België gezegd wordt voor ónderstuiven.
‘Zoo is het gebeurd — wij waren nog geene zes maanden getrouwd, — dat mijn man met eene doodelijke ondervlogenheid naar huis kwam. — Hoor, het is daarvan dat hij die kuch gehouden heeft’. Conscience (ed. 1867).
Cornelissen P.J., & Vervliet J.B. (1899-1903). Idioticon van het Antwerpsch Dialect (Stad Antwerpen en Antwerpsche Kempen):
ondervlogentheid, znw., v. – Ziekte der borst, die met pijn en hoesten gepaard gaat. ’t Kan eene hevige longontsteking (bronchitis) zijn, of eene lichte longontsteking (pneumonie) of eene longvliesontsteking (pleurésie).
“Eene ondervlogentheid opdoen. Ik ben ondervlogen met deur de kou te loopen. Ik ben bang van deur dieë’ wind te loopen, ik vrees da’ ’k zal ondervliegen.” (Cornelissen-Vervliet 1899-1903)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.