Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door Georges Grootjans

    mottig
    (bn.)

    onwel, misselijk, ziek, aardig

    vnw: misselijk, onpasselijk, ongesteld, duizelig

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: In Zuid-Nederland voor: misselijk.
    Geeft mij een glas water: ik word mottig, Loquela (1894).
    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal

    Limburgs: koellek

    < andere definities van mottig

    Ik word mottig van die stank.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 15 Jan 2024 10:28
    0 reactie(s)

    mottenbol
    (de ~ (m.), ~len)

    Bol met een bepaalde chemische geur ter bescherming van wollen kleding tegen motten.

    vnw: mottenbollen: mottenballen

    SN: mottenbal

    zie ook verzamellemma kledij

    Mothballs

    Ons moeder legde vroeger altijd mottebollen in de kast. Die geur behoort tot mijn kinderjaren en zal ik nooit vergeten.

    Mottenbollen? Oune kop is precies niet mottenbol! As gij in een kast zou kruipen, zouden der geen motten in zitten, moar de kast zou ’t hope liggen! (Zottegem, skynet.be)

    Mottenbollen worden vandaag de dag bijna niet meer gebruikt. Ze zijn in diskrediet geraakt, omdat naphtaleen en paradichloorbenzeen kankerverwekkende stoffen zouden zijn. (Tielt)

    MOTTEBOL, MOTTENBOL, znw., m. – Naphtalinebolletje dat men in kleerkassen legt om de mot te weren.” P.J. Cornelissen & J.B. Vervliet (1936, 1938, 1939). Idioticon van het Antwerpsch Dialect – Bijvoegsel.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 15 Jan 2024 10:27
    0 reactie(s)

    motocyclette
    (de ~, ~n, man. zelfst. nw.)

    motorfiets, brommer
    zie ook motseklet

    vnw: lichte motorfiets

    uitspraak: /’mo too si ’klèt/ zeer veel uitspraakvarianten,
    Antw.: motsiklèt
    Kempen: motsjeklèt

    < Belgisch-Frans “motocyclette”; in Frankrijk beschouwd als verouderd administratief taalgebruik; betekent letterlijk “motorrijwiel”

    zie ook wegcode

    Garelli Europed 40

    Mijn motocyclette gaat niet sneller dan 25 per uur.

    “‘Die fabrikantenzoon met z’n motocyclette… ge weet wel wie ik bedoel.’” (“Langs de Leie: twee variaties op een thema” Jan Fabricius)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 15 Jan 2024 10:25
    6 reactie(s)

    gerief, dat is een ~
    (uitdrukking )

    dat is een gemak, ~ een handig ding, ~ een oplossing

    zie ook gerief

    Dienstencheques: da’s echt een gerief. ’t Gerief biedt Hulp in huis aan en een Strijkservice buitenshuis. (lemariagedelouise.be)

    Ze heeft de eerste tien minuten gejankt, maar dan hebben we haar de hele nacht niet meer gehoord. Ze slaapt in een bench. Zo’n bench is echt een gerief. (bloggen.be)

    Echt een gerief, die ontvlekker! Conclusie? Ik ben tevreden met de wasballen. Mijn kleding is proper en ik verbruik nog amper waspoeder … (review wasballen)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 15 Jan 2024 09:04
    0 reactie(s)

    gerief
    (het ~ (o.), geen mv.)

    1. gereedschap, uitrusting, gerei, spullen
    eetgerief, huisgerief, kantoorgerief, kampeergerief, kookgerief, keukengerief, knutselgerief, kuisgerief, naaigerief, scheergerief, schildergerief, schoolgerief, schrijfgerief, slaapgerief, tekengerief, toiletgerief, tuingerief, visgerief, zwemgerief,…

    DS2015 geen standaardtaal
    taaladvies.net: standaardtaal in België

    zie ook goed gerief; schoon gerief; gerief, dat is een ~

    2. mannelijke geslachtsdelen

    Van Dale online: gerief: (1376-1400 ‘genot, voordeel, winst’)
    etymologie onzeker, wel te verbinden met Middelnederlands r?ve (mild, overvloedig)
    > BE be­no­digd­he­den: ge­rei
    ook als twee­de lid in sa­men­stel­lin­gen als de vol­gen­de, waar­in het eer­ste lid een han­de­ling of een werk­ter­rein noemt:
    bakgerief, borduurgerief, bouwgerief, douchegerief, hengelgerief, kampeergerief, klimgerief, rookgerief, voetbalgerief, werkgerief, zitgerief

    1. Ik zal mijn gerief pakken om uwen band te plakken.
    Doet dat computergerief eens van de tafel af, we gaan eten.

    1. Politie vindt gerief voor plantage (Turnhout) – De Standaard

    2. Zijn broek spant zodanig dat je duidelijk zijn gerief ziet zitten.

    Goed gerief moet onder een afdak hangen.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 15 Jan 2024 09:04
    12 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.