Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent
De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek.
Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed
fig.: iemand die blijft plakken, niet vlug weggaat, niet vlug naar huis komt
zie ook plekijzer
De Jean is een echt plakijzer, om halftwee is em binnengekomen en nu zit hij hier nog.
Die plakijzers aan de toog zijn ondertussen een deel van het meubilair van het café.
> andere betekenis van plakijzer
het werkinstrument dat metsers en plekkers gebruiken om plaaster of mortel aan te brengen en om de oppervlakte gelijk te schuren
NL: plakspaan, raapbord
Het is handig om een plakijzer te gebruiken bij het plaasteren van de muren.
> andere betekenis van plakijzer
magneet
zie ook: trekstaal, trekizer, plekijzer, trekijzer
Met een plakijzer mocht ge vroeger niet te dicht bij een polshorloge komen, tenzij ze ‘antimagnétique’ was.
> andere betekenis van plakijzer
1. iemand die overal blijft plakken; plakpleister
zie ook hangplaaster,
2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten
Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
Antw. Kempen: plakpleuster
Brugge: plakploaster
Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
- Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)
Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).
1. iemand die overal blijft plakken; zie ook hangplaaster,
2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten
Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
Antw. Kempen: plakpleuster
Brugge: plakploaster
Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
- Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)
Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).
1. iemand die overal blijft plakken; zie ook hangplaaster,
2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten
Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
Antw. Kempen: plakpleuster
Brugge: plakploaster
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
- Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
- Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)
Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).
Met plekpleusters een uur afspreken is onbegonnen werk.
iemand die altijd blijft hangen en nooit op tijd weg geraakt
zie ook plakijzer, plakplaaster, plekker
Onze va was een echte hangplaaster, het duurde soms uren eer hij terug was van de winkel want hij bleef altijd overal plakken.
iemand die blijft plakken, niet naar huis gaat, blijft plakken aan de toog,bij de buren, met de klink van de deur in de hand het maar blijft uitleggen!
zie ook plakplaaster, hangplaaster, plakken, plekken, pekken, pek aan zijn gat hebben, vastpekken
Nooit niet op tijd thuis, ge zijt nen echte plekker.
(Nooit op tijd thuis, je bent een echte plekker.)
> andere betekenis van plekker
iemand die plekken, vlekken maakt, een plekpot
Plekker, veegt uw plekhandjes eens eerst af voor ge aan tafel komt.
”Diene plekker van ne jongen heet (heeft) al mij’ pampier bekladderd”, Teirlinck (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
> andere betekenis van plekker
iemand die plakt, aanplakt
Met de keus ziet ge de plekkers affiches plakken op de daarvoor voorziene aanplakborden.
’s Avonds en ’s nachts plekken de plekkers affiches op de reklameborden langs de weg en tegen de gevels van de huizen.
> andere betekenis van plekker
stukadoor, plakker
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plekker, pleisteraar (”Een plecker. Vn plastreur, de mortier ou d’argille”, Plantijn (1573); ook Schuermans (1865-1870))
Sommige Poolse plekkers zijn plekpotten, gelijk die kunnen smossen terwijl ze plekken.
> andere betekenis van plekker
pleister, kleefverband
Antw. stad: plakker
Antw. Kempen: plekker en plakker
Die wonde is te groot voor ne plekker. Da’ moet genaaid worden.
> andere betekenis van plekker
iemand die plekken, vlekken maakt, een plekpot
Plekker, veegt uw plekhandjes eens eerst af voor ge aan tafel komt.
”Diene plekker van ne jongen heet (heeft) al mij’ pampier bekladderd”, Teirlinck (Woordenboek der Nederlandsche Taal)
herfsttijd
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bamis
in ouderen vorm bamisse, baafmisse —, znw. vr., gebruikelijk als tijdsbepaling. De vorm bamis is ontstaan uit baafmis, dat is de mis van Sint Bavo, wiens feestdag valt op 1 October. In Zuid-Nederland nog zeer gebruikelijk, ook wel in den ruimeren zin van: herfsttijd.
“Te Baafmisse (d. i. in den herfsttijd) vallen de blâren van de boomen” De Bo (1873)
Met baamis is het al vroeg donker.
opbergen, opruimen, oprommelen
Ge moet uw speelgoed nog oeproemele.
lasterlijke aangifte, valse aanklacht
’t Is gemakkelijk hé, een briefje zonder verdere uitleg en dan aan de telefoon maar lasterlijke aantijgingen uiten die nergens op stuiten!
Lasterlijke aantijgingen aan het adres van de minister.
het naar binnen en naar buiten gaan
Van Dale 2015 online kent binnengaan als SN, maar buitengaan als Belgisch-Nederlands
binnen- en buitengaan kent Van Dale 2015 online niet
vgl. binnen~ en buitenlopen; binnen~ en buitenwippen
zie ook buiten~ , buitengaan
apotheek.be: Hij beheert ook de kwaliteit van de producten die hij aflevert en controleert alle goederenstromen die de apotheek binnen- en buitengaan.
vivantie.be: Dankzij uw gepersonaliseerde sleutel kan u dag en nacht het gebouw en uw flat binnen- en buitengaan.
hrworld.be: Controle van werknemers bij het binnen- en buitengaan
Er hevig en woelig aan toe gaan.
Ziet die lucht eens zwellen en zwart worden. Sebiet een onweer en het zal nogal batteren volgens mij. En, pas op, als die lucht naar beneden valt, zijn alle mussen plat.
Het zal er batteren als hij bij de baas moet komen omdat hij de beste klant onheus heeft behandeld.
veel lawaai maken, hard roepen, tieren, kijven en schelden (tegen iem.).
< Frans battre
Gisterenavond batterde het goed tussen dat koppel van hierneffe.
Als die nu niet hees zijn dan weet ik het niet.
veel lawaai maken, hard roepen, tieren, kijven en schelden (tegen iem.).
< Frans battre
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
In Westvlaams beteekent het, met veel gerucht en getier te maken, alles in stoornis brengen, Schuermans (1865-1870)
Gisterenavond batterde het goed tussen dat koppel van hierneffe.
Als die nu niet hees zijn dan weet ik het niet.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.