Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wees welgekomen | Willekeurig | Top woorden | Recent

    Recente wijzigingen

    De onderstaande definities zijn de laatst gewijzigde definities van Vlaamse termen in ons woordenboek. Deze lijst is ook beschikbaar als RSS Feed RSS

    #33681

    plakijzer
    (zn. o.; ~s)

    fig.: iemand die blijft plakken, niet vlug weggaat, niet vlug naar huis komt

    zie ook plekijzer

    De Jean is een echt plakijzer, om halftwee is em binnengekomen en nu zit hij hier nog.

    Die plakijzers aan de toog zijn ondertussen een deel van het meubilair van het café.

    > andere betekenis van plakijzer

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:58
    0 reactie(s)

    #33682

    plakijzer
    (het ~, ~s)

    het werkinstrument dat metsers en plekkers gebruiken om plaaster of mortel aan te brengen en om de oppervlakte gelijk te schuren

    NL: plakspaan, raapbord

    Het is handig om een plakijzer te gebruiken bij het plaasteren van de muren.

    > andere betekenis van plakijzer

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:58
    1 reactie(s)

    #33683

    plakijzer
    (het ~, -s)

    magneet

    zie ook: trekstaal, trekizer, plekijzer, trekijzer

    Met een plakijzer mocht ge vroeger niet te dicht bij een polshorloge komen, tenzij ze ‘antimagnétique’ was.

    > andere betekenis van plakijzer

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:58
    1 reactie(s)

    #33684

    plakplaaster
    (de ~ (v.), ~s)

    1. iemand die overal blijft plakken; plakpleister
    zie ook hangplaaster,
    2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
    3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten

    Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
    Antw. Kempen: plakpleuster
    Brugge: plakploaster
    Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    - Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
    Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
    - Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
    Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)

    Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:55
    6 reactie(s)

    #33685

    plakplaaster
    (de ~ (v.), ~s)

    1. iemand die overal blijft plakken; zie ook hangplaaster,
    2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
    3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten

    Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
    Antw. Kempen: plakpleuster
    Brugge: plakploaster
    Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    - Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
    Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
    - Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
    Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)

    Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:26
    6 reactie(s)

    #33686

    plakplaaster
    (de ~ (v.), ~s)

    1. iemand die overal blijft plakken; zie ook hangplaaster,
    2. vuile persoon (die plakt van de viezigheid)
    3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten

    Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
    Antwerpen: plakplëster: klik op het luidsprekertje
    Antw. Kempen: plakpleuster
    Brugge: plakploaster

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    - Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
    Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, (Cornelissen-Vervliet, 1899). ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
    - Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
    Hij is bekend veur ’en plakplaaster, ’Cornelissen-Vervliet)

    Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).

    Met plekpleusters een uur afspreken is onbegonnen werk.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:24
    6 reactie(s)

    #33687

    hangplaaster
    (de ~, (v.), ~s)

    iemand die altijd blijft hangen en nooit op tijd weg geraakt

    zie ook plakijzer, plakplaaster, plekker

    Onze va was een echte hangplaaster, het duurde soms uren eer hij terug was van de winkel want hij bleef altijd overal plakken.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:23
    0 reactie(s)

    #33688

    plekker
    (de ~, (m.), ~s)

    iemand die blijft plakken, niet naar huis gaat, blijft plakken aan de toog,bij de buren, met de klink van de deur in de hand het maar blijft uitleggen!

    zie ook plakplaaster, hangplaaster, plakken, plekken, pekken, pek aan zijn gat hebben, vastpekken

    Nooit niet op tijd thuis, ge zijt nen echte plekker.
    (Nooit op tijd thuis, je bent een echte plekker.)

    > andere betekenis van plekker

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:16
    1 reactie(s)

    #33689

    plekker
    (de ~ (m.), ~s)

    iemand die plekken, vlekken maakt, een plekpot

    Plekker, veegt uw plekhandjes eens eerst af voor ge aan tafel komt.

    ”Diene plekker van ne jongen heet (heeft) al mij’ pampier bekladderd”, Teirlinck (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    > andere betekenis van plekker

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 19:16
    0 reactie(s)

    #33690

    plekker
    (de ~ (m.), ~s)

    iemand die plakt, aanplakt

    Met de keus ziet ge de plekkers affiches plakken op de daarvoor voorziene aanplakborden.

    ’s Avonds en ’s nachts plekken de plekkers affiches op de reklameborden langs de weg en tegen de gevels van de huizen.

    > andere betekenis van plekker

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:57
    0 reactie(s)

    #33691

    plekker
    (de ~ (m.), ~s)

    stukadoor, plakker

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plekker, pleisteraar (”Een plecker. Vn plastreur, de mortier ou d’argille”, Plantijn (1573); ook Schuermans (1865-1870))

    Sommige Poolse plekkers zijn plekpotten, gelijk die kunnen smossen terwijl ze plekken.

    > andere betekenis van plekker

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:57
    0 reactie(s)

    #33692

    plekker
    (de ~ (m.), ~s)

    pleister, kleefverband
    Antw. stad: plakker
    Antw. Kempen: plekker en plakker

    Adhesive bandage drawing nevit

    Die wonde is te groot voor ne plekker. Da’ moet genaaid worden.

    > andere betekenis van plekker

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:56
    3 reactie(s)

    #33693

    plekker
    (de ~ (m.), ~s)

    iemand die plekken, vlekken maakt, een plekpot

    Plekker, veegt uw plekhandjes eens eerst af voor ge aan tafel komt.

    ”Diene plekker van ne jongen heet (heeft) al mij’ pampier bekladderd”, Teirlinck (Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:55
    0 reactie(s)

    #33694

    baamis
    (de ~ (vr.))

    herfsttijd

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: bamis
    in ouderen vorm bamisse, baafmisse —, znw. vr., gebruikelijk als tijdsbepaling. De vorm bamis is ontstaan uit baafmis, dat is de mis van Sint Bavo, wiens feestdag valt op 1 October. In Zuid-Nederland nog zeer gebruikelijk, ook wel in den ruimeren zin van: herfsttijd.
    “Te Baafmisse (d. i. in den herfsttijd) vallen de blâren van de boomen” De Bo (1873)

    Met baamis is het al vroeg donker.

    Regio Hageland
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:50
    7 reactie(s)

    #33695

    oeproemelen
    (ww., roemelde oep, oepgeroemeld)

    opbergen, opruimen, oprommelen

    Ge moet uw speelgoed nog oeproemele.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:49
    0 reactie(s)

    #33696

    lasterlijke aantijging
    (de ~ (v.), ~en)

    lasterlijke aangifte, valse aanklacht

    ’t Is gemakkelijk hé, een briefje zonder verdere uitleg en dan aan de telefoon maar lasterlijke aantijgingen uiten die nergens op stuiten!

    Lasterlijke aantijgingen aan het adres van de minister.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:48
    0 reactie(s)

    #33697

    binnen~ en buitengaan
    (vaste woordverbinding)

    het naar binnen en naar buiten gaan

    Van Dale 2015 online kent binnengaan als SN, maar buitengaan als Belgisch-Nederlands
    binnen- en buitengaan kent Van Dale 2015 online niet

    vgl. binnen~ en buitenlopen; binnen~ en buitenwippen

    zie ook buiten~ , buitengaan

    apotheek.be: Hij beheert ook de kwaliteit van de producten die hij aflevert en controleert alle goederenstromen die de apotheek binnen- en buitengaan.

    vivantie.be: Dankzij uw gepersonaliseerde sleutel kan u dag en nacht het gebouw en uw flat binnen- en buitengaan.

    hrworld.be: Controle van werknemers bij het binnen- en buitengaan

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:47
    0 reactie(s)

    #33698

    batteren
    (ww. batterde, gebatterd)

    Er hevig en woelig aan toe gaan.

    Ziet die lucht eens zwellen en zwart worden. Sebiet een onweer en het zal nogal batteren volgens mij. En, pas op, als die lucht naar beneden valt, zijn alle mussen plat.

    Het zal er batteren als hij bij de baas moet komen omdat hij de beste klant onheus heeft behandeld.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:45
    1 reactie(s)

    #33699

    batteren
    (ww. batterde, gebatterd)

    veel lawaai maken, hard roepen, tieren, kijven en schelden (tegen iem.).

    < Frans battre

    Gisterenavond batterde het goed tussen dat koppel van hierneffe.
    Als die nu niet hees zijn dan weet ik het niet.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:43
    1 reactie(s)

    #33700

    batteren
    (ww. batterde, gebatterd)

    veel lawaai maken, hard roepen, tieren, kijven en schelden (tegen iem.).

    < Frans battre

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    In Westvlaams beteekent het, met veel gerucht en getier te maken, alles in stoornis brengen, Schuermans (1865-1870)

    Gisterenavond batterde het goed tussen dat koppel van hierneffe.
    Als die nu niet hees zijn dan weet ik het niet.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 09 Mar 2019 18:37
    1 reactie(s)

    Meer...

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.