Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
op de loop gaan, op hol slaan (v. runderen gezegd bij naderend onweer)
De koeien gaan bijzen (ook: “biezen”), er komt zeker onweer.
stier
Om ze vol te krijgen, trok de boer op tijd en stond met zijn koe naar de duur. (lokaal ontrond tot “dier”)
klapperen (met de vleugels), ploeteren (in het stof of in de modder), zoals kippen plegen te doen
elders ook “plaaieren, pladeren, plaren” (houdt etymologisch verband met “fladderen, Dts. plaudern”), dan met de betekenis “niet voortmaken, aanmodderen, het rustig aan doen”
De hennen zitten te plooieren in de zon.
stof doen opwaaien, stuiven
Zit zo niet te stubben met die stofdoek, ga hem buiten uitkloppen.
Vechten tot de haren stubben. (lokale uitspr.: stèbbe)
om de haverklap, al te vaak
(zie ook om de vijf voet en hondsgezeik)
Alle vijf voet is er iemand aan de voordeur voor lotjes of almenakken of geld.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.