Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
onzelieveheersbeestje
zie pimpampoeleke, pimpaljoentje, piempampulleke, pieternel, hemelbeestje
ook piempompulleke (Eeklo), piempajoentje (Westhoek), pimpampullie (Ronse); lievenherekuikske (Z.-Limb.)
Toen onze Jan thuiskwam van school, zat er een pimpampoentje in zijn haar.
molen waar olie wordt geslagen (uit koolzaad bv.), olieslagerij
(woord is mogelijk ook buiten Limburg bekend)
Waajer op on de biëk zieste nog de aa slaogmiële (Verderop aan de beek tref je nog de oude slagmolen aan).
slagmolen, olieslagerij
De smaatmiële ès aofgebrand (de smoutmolen is afgebrand – gezegd als een fiets, kruiwagen of derg. erg piept).
lieveheersbeestje, (ook) lievevrouwebeestje, onzelieveheershaantje
Lievenheirekeikske gèèmich smaat ofnèèn ich hoo dich daud! (scandeerden kinderen destijds terwijl zij een lieveheersbeestje in de vuist klemden en met de vuisten tegen elkaar sloegen; als het beestje daarna een bruin plekje had achtergelaten, kreeg het de vrijheid terug, zoniet …)
onkruid verwijderen, wieden
Lokale uitspr. (Bilzen) gèèë (zelfde uitspr. als zèèë, wèèë, drèèë); het WNT vermeldt echter geen verouderde of regionale Ned. vorm ‘gaaien’, wel ‘geien’, ter zijde trekken; mogelijk gewoon een verbastering van “wieden” (heeft als bijvormen wie(ë)n, wee(d)en, wai(d)en, cf. WNT)
Grampeir ès on ’t gèèë èn den hoëf aater (grootvader is achter, in de tuin, onkruid aan het wieden)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.