Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
zijnen eerste
In Brussel hoor ik wel eens het bezittelijk voornaamwoord bij een rangtelwoord:
> hij was/reed zijnen tweede,
> vorige week liep zij nog hare vierde (en vandaag kon zij niet volgen).
Bij het bepalen van de beurtvolgorde (nu zit ik weer in Haspengouw), riepen wij als kind om ter luidst:
> eerstes! tweeds! derds! … (ik mag eerst beginnen! ik als tweede! en ik derde!)
bendel
In ons dialect (Zuid-Limburg) inderdaad mannelijk: ne bèngel, al zegt men hier vooral “ne bendel”: nen hoëzebendel (kousenband), de rèèchten dérbendel/den aaterbendel/den onderbendel (de ware toedracht, de waarheid) – zie o.a. doorbendel, onderbendel, achterbendel …
Voor alle duidelijkheid: deze uitdrukking wordt tegenwoordig als SN beschouwd, maar heeft inderdaad via Vlaanderen het Nederlandse taalgebied veroverd (uit Frans “troisième âge”). Dit lees ik in de Taalkalender van Onze Taal op 31 maart 2011.
Ook in Limburg: “krosjtiëre”. Het hoofdwoord is in feite “crocheteren”.
Ben benieuwd te vernemen of deze regeling ook elders gangbaar was?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.