Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
De Vlaming gebruikt in zijn alledaags taalgebruik ontzettend veel woorden die in het Nederlands iets anders betekenen, dan wel sterk verouderd of zelfs geheel onbekend zijn. In dit lemma houden we ne lijst bij van alle algemeen Vlaamse woorden die gebruikt worden voor te verwijzen naar familieleden, en ‘soorten’ mensen in het algemeen (gelijk: man, vrouw, kind, e.d.m.). Aan de hand van deze lijst kan een student Vlaams de betekenis van deze woorden eenvoudig achterhalen, en aldus rap mee zijn in e gesprek met moedertaalsprekers. Naast deze algemeen gebruikte woorden bestaan er ook nog tal van dialectwoorden (waarmee we enkel bedoelen dat ze slechts in een beperkte regio gekend zijn), uit praktische overwegingen nemen we deze niet op in het lemma.
algemeen:
bibi
bobon
boeleke
bruggepensioneerde
gast
jonk
jagger
jonggepensioneerde
jonkheid
jonkman
kadee
kapoen
kerstenkind
kinderken
kinneke
koppel
madam
manneke
mee
meiske
pateeke
pagadder
patotter
pee
smanspersoon
vent
vrouwmens
wijf
familie:
bobon
bomma
bompa
doopmeter
dooppeter
echteling
echtgescheiden
koekoekskind
kozijn
lief
madam
meemama
meeouder
meme
moedere
nonkel
nonkel pater
pepe
plusdochter
plusgezin
pluskind
plusmama
plusouder
pluspapa
pluszoon
schoonbroer
tant
tante nonneke
vadere
vent
wijf
zuster
-
Onder koekoekskinderen verstaan juristen die kinderen die door een biologische vader of moeder in een ander gezin worden verwekt. (standaard.be 2008)
Van Dale 2005: (gewestelijk) buitenechtelijk kind
zie ook koekoeksgraad; verzamellemma mensen
“In Vlaanderen bleek dat nogal mee te vallen: slechts 1 procent per generatie is een koekoekskind en dat cijfer is al 400 jaar stabiel.” (deredactie.be)
In 1942 werd ze in België geboren als zogenaamd koekoekskind, haar vader was een Duitse soldaat bij de Wehrmacht. Haar moeder heeft de Belgische nationaliteit. (vrt.be)
zie als het geen school is, is het kerk
.
De Vlaming is, zacht uitgedrukt, erg gesteld op zijn koterij in de bouwkunde, maar even goed in de taalkunde. In dit lemma bewaren we een overzicht van een hele rist koten – ‘koterij’ is hiervan het collectief meervoud. In se is elke afgesloten ruimte kleiner dan een volwaardige woonst een kot (hoewel het woord ‘kot’ ook als koosnaam voor een huis kan aangewend worden), waardoor er constant nieuwe samenstellingen kunnen ontstaan. Naast deze samenstellingen bestaan er ook ettelijke typische uitdrukkingen die rond een of ander ‘kot’ draaien.
Samenstellingen:
apenkot
ballenkot
bergkot
bergingskot
bezemkot
buskotje
digikot
doempkot
drugskot
druppelkot
duivenkot
fietsenkot
frietkot
fritkot
hoerenkot
hondenkot
houtkot
hullekot
jeneverkot
kattenkot
kiekenkot
koffiekot
kolenkot
koolkot
kruipkot
pandoerenkot
paskot
platen kot
rattekot
rokerskot
rommelkot
smoorkot
smurfenkot
stampkot
stemkotje
studentenkot
telefoonkot
tuinkot
vogelkot
vogelkotje
waskot
wc-kot
werkkot
wietkot
zottekot
zuipkot
zwienekot
zwijnenkot
Studentenjargon:
boerenkot
kotstudent
kotbaas, kotmadam
kotbaasbedrijf
kotencomplex
kotfuif
kotreglement
kotleven
koteten en daarmee ook kotkilo’s
kotlabel
kotbelasting/kottaks
luxekot
Uitdrukkingen:
blijf in uw kot
dansen, mijn kot staat te ~
kot, eerst een ~ en dan een varken
kot, het ~ afbreken
kot, het ~ in brand steken
kot, het ~ is te klein
kot, het ~ voor zich (alleen) hebben
kot, het ~ vrij hebben
kot houden
kot, iemand uit zijn ~ lokken
kot, in zijn ~ blijven
kot, op ~ gaan
kot, op ~ zitten
kot, uit z’n ~ komen
Regionaal beperktere uitdrukkingen:
Kotegem
kot, daar hebt ge het ~
kot, iemand naar zijn ~ rijden
kot, er zijn ~ in hebben
sterven op het kot
kotje, in een ~ zitten
vogelkotje, tegen het ~ gelopen
> andere betekenissen van koterij
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
