Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
bank, spaarbank, spaarkas, kassa
→ Fr. la caisse (= de kassa, de geldkist)
zie ook spaarkaske
in uitdrukkingen:
kas, de ~ spijzen
De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
> andere betekenis van kas
een nederlaag ondergaan, een pandoering krijgen
In de Kempen ook ‘op zijne bult krijgen’
West-Vlaanderen: veste, op zijn ~ krijgen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: kas: Schertsende benaming voor een bochel of bult
zie ook kas
Meester Moens in Terug naar Oosterdonk: Als Oosterdonk tegen Antwerp moest spelen, ze zouden 20 – bros op hun kas krijgen.
goed kunnen eten
ook: ziet ze het onder hunne neus instoempen
zie ook: kas; kas, in zijn ~ slagen
ook in Antwerpen, de Kempen
Ik ken iemand die alle koffietafels afloopt, of hij de overledene nu gekend heeft of niet, gewoon om gratis zijn kas te kunnen volspelen.
goed kunnen eten
ook: ziet ze het onder hunne neus instoempen
zie ook: kas; kas, in zijn ~ slagen
ook in Antwerpen, de Kempen
Ik ken iemand die alle koffietafels afloopt, of hij de overledene nu gekend heeft of niet, gewoon om gratis zijn kas te kunnen volspelen.
(wielersport) tot het uiterste gaan
zie ook kas
Vam Summeren heeft zondag in Parijs-Roubaix zijn kas leeggereden om zijn voorsprong te behouden en het is gelukt.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.