Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
tuig, uitschot, ‘laagsoortig’ volk
verbastering van “barakkenvolk” (in de oorlog woonden “gebombardeerden” in barakken = houten noodhuizen)
zie ook: brak, straatjesvolk, kotjakkers
te vergelijken met mariginalen
Ik wil ni da mijne kleine omga me da brakkevolk van hier neffe, god weet wa voor slechte manieren em daarvan leert.
duivenringpotje
zie ook bij: duiver
Elke duif wordt voorzien van een gummiring. Bij aankomst van de duif wordt de ring in een kapsuul gestoken, om daarna in de klassieke duivenklok te worden gestopt.
doffer, mannetjesduif
Zijnen duiver ging op de dakgoot zitten en viel dan bijna loodrecht op het bart van het duivenkot. Het gummi ringeske van zijne poot halen, in een kapsuul steken en door de constatateur draaien. Vroeger moest ge naar het duivenlokaal spurten om het ringeske af te geven. Dat was de reden waarom er aan weerskanten van de deur lange handvaten bevestigd waren, zodat de lopers ne korten draai konden maken.
kouwelijk persoon, koukleum
komt van: koud kieken
in Haspengouwen: kouschijter
Ik ben een echt koukiek. Ik heb altijd kou.
minister die bevoegd is voor een bepaalde instelling, dienst of organisatie
VD: in Belgiƫ
Als ge klachten hebt over het VW moet ge maar nen brief schrijven aan Quicky, dat is de voogdijminister van de it- en telecomsector. Of beter nog: twittert er ene.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.