Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
strikje, vlinderdas
Diminutief van “neu”, afgeleid van het Frans “(le) noeud”.
Uw neuke hangt scheef.
plotseling verdwenen zijn, ribbedebie
vgl.: pist, de ~ in
Toen de afwas moest gedaan worden, was hij de pist in.
vegen, met een borstel bijeenvegen
Antw. /kè.er.e/
zie ook keerborstel
Ge moet nog eens door de kamer keren. Stof en pluizen weghalen.
1. vlinder (AN – gew.)
zie ook: vijffouter, hellekapelle, pimpel, pepel, piepel
2. ikke
zie ook bibi, eummekeus, mondeeke
3. vrijers en lieven
1. In september met dat goei weer hebben we nog een paar wiewouterkes gezien; nakomelingskes.
2. Wie kon daarvoor weer opdraaien? Wiewouter. Mondeeke, mondeeke had de boter gefret.
3. Na schooltijd al die wiewouters aan de voordeur, dat moet maar eens gedaan zijn. Blijft in het park hangen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.