Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. gaar
2. dronken
< murw
andere spelling: meurrig, meureg, meurreg
zie ook: mérf
WNT:
“Zet de patatten af, ze zijn mörg genoeg.” Corn.-Vervl.
1. Zijn de patatten al meureg?
2. Toen ’m van ’t café kwam, was ’m meureg.
Na een paar keer bergop en bergaf met zijne velo was de Jean zo meurg als iet.
meikever
zie ook: moldeneir, telder, mulder
bakker? ruiter?
Der zit nen akemeulder in den hof.
opnieuw
zie ook: vanher, vroem, vaneir, opneut
Antw.: vanheir /van è.er/
Ik hem hie just gekuist en nei mut ik ’t vanhaar doen.
“op zijn”
Hier in de betekenis van uitgeput.
zie ook: kuis op zijn, djakeloos, bobijn, het ~ is af, eind, aan het ~ zijn, oep zijn
Toen hij over de aankomst kwam was em helemol “oep”.
uitgeput zijn, oververmoeid zijn
zie ook: djakeloos, bobijn, het ~ is af, kuis op zijn, oep zijn, kuis op zijn
De laatste 3 dagen heb ik maar amper geslapen, ik voel dat ik aan ’t end ben.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
