Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
zie ook: febbe, febbekak, keppekindje, kakkelatje
Aalst: ook flebbeke, nooit fleppeke
zie: fleppeke
schatje, vriendin, vriend
zie ook: febbe, febbekak, fleppeke, keppekindje, kakkelatje, flebbeke
< WNT: znw. m., vr., mv. -n.
Volgens Debrabandere is keppe de stam van mnl. keefse, kevesch, du. kebse `bijzit’. Verwant aan du. käfig, wvl. keve `kooi’.
Een keppe is dan `iemand die samenhokt, bijzit, geliefde’.
(Vl.-België, inz. W.-Vl.) Iemand die men lief heeft; voor wie men voorkeur heeft; lieveling.
Siska is al twee jaar mijn keppe. Met haar wil ik oud worden.
lieveling, iemand die bij een streepje voor heeft, iemand die een voorkeursbehandeling krijgt
< Fr.: “éphèbe” > het oud Grieks
Oorspronkelijk een jongeman tussen kind en jongeling, maar ook gebruikt in de zin van “mooie jonge man” (adonis).
Dat is zijne febbekak, die mag van hem altijd wat meer…
klaar, afgewerkt, binnengehaald
synoniem: sacoche, in de ~ zijn
Ik heb veel moeite moeten doen om haar zover te krijgen, maar nu is ’t in de sjakosj.
Trek het u niet aan, dat komt wel in de sjakosj!
slag, klop, uithaal, stooot
Hij was zo onbeschoft dat ik hem bijna een dot op zijn oog gaf.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.