Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Hooivork
vgl reek
Hij stook zijn riek in het gazon om naar pieren te zoeken.
hark
vgl riek
WNT: reek, reke: thans vooral in Z.-Nederl.
Hark. Oorspr.: houten hooihark; dan: ijzeren hark, kleine eg en blijkens kiliaans weergave met sarculum ook: schoffel.
Het woord is beperkt tot de volkstaal en dan hoofdzakelijk tot die van Brab., Limb. en O.-Vl. (schuerm. 1865-1870)
Naast reek komen ook reik en rek (schuerm. 1865-1870) voor; in versch. dial. is bovendien het vocalisme met dat van riek samengevallen, waarmee reek ook in bet. nauw verwant is.
Hij heeft de hof opgekuist (opkuisen) met de reek.
neus (één onderdeel per exemplaar)
Betekent ook mond, waffel, wauwel
Turnhout: woffel
Herentals-Lier: veurgevel
De heks had een verachterlijk lelijke wrat op haar gaffel.
neus (één onderdeel per exemplaar)
Betekent ook mond, waffel, wauwel
Turnhout: woffel
Herentals-Lier: veurgevel
De heks had een verachterlijk lelijke wrat op haar gaffel.
hark
vgl riek
WNT: reek
Hark. Oorspr.: houten hooihark; dan: ijzeren hark, kleine eg en blijkens kiliaans weergave met sarculum ook: schoffel.
Het woord is beperkt tot de volkstaal en dan hoofdzakelijk tot die van Brab., Limb. en O.-Vl. (schuerm. 1865-1870)
Naast reek komen ook reik en rek (schuerm. 1865-1870) voor; in versch. dial. is bovendien het vocalisme met dat van riek samengevallen, waarmee reek ook in bet. nauw verwant is.
Hij heeft de hof opgekuist (opkuisen) met de reek.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.