Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
milicienwoord voor masturberen
nog ergens in gebruik?
De gasten die in de bovenste bedden lagen, stoeften (stoefen) er altijd mee welke plekken ze bij het masten op de plafondtegels gemaakt hadden. De kiezigaards!
Iemand pootje lappen
lett.: de hiel doen optillen
zie ook: vessem in de zin van “hiel”
Den Bennie heeft me gevessemd en toen zennek gestrunkeld. (strunkelen)
Bennie heeft me pootje gelapt en toen ben ik gestruikeld.
Een vuim was/is in een aantal gemeenten van Vlaams Brabant een half dik touw dat voornamelijk werd gebruikt om rond de kop van een rund te doen om het te begeleiden of vast te binden in de stal.
WNT: vuim: znw. vr., mv niet aangetroffen:
Dikke draad of koord; ook: oogstwagentouw. In Brab. ook: touw waarmee men den putemmer in den put neerlaat, puttouw (W.B.D. 1, 1, 171 a 1967). Nevenvorm van vadem, Landbouwbedr. W.-Brab. 177 (1962)
Een vuim was ongeveer “een pink dik” en hield het midden tussen een (dunnere) koord en een (dikker) zeel.
het naaigereedschap: een zeer fijne staaldraad die in ruitvorm vastgemaakt is aan een rond plaatje.
ww. vessemen: een draad door het oog van een naald halen.
zie ook vaam, vademen
vgl vuim
MNW:
vessem: eene afleiding van vadem “draad”
Steek eerst uw garendraad door de vessem. Daarna de vessem door het oog van de naald. Haal de draad uit de vessem en trek de vessem terug uit het oog. Houd de twee einden wel vast. Dan kunt ge beginnen naaien of stoppen. Uw naald is gevessemd.
hiel van voet
Limburgse Kempen: vars
Zuid-Limburg: vaase
WNT: Als lichaamsdeel van personen: hak, hiel; soms ook specifieker: hakpees, hielpees.
- Gewestelijk, zoowel in het enkelvoud als meervoud en in alle betekenissen, voornamelijk in België, meer bepaald in Brabant en Antwerpen (inzonderheid vessem) en in Limburg (inz. v?s); sporadisch ook in het Zuiden van Nederlands-Limburg (inz. vers/ves) en in Zeeland (vaesj).
- (Belg.-Brab.) Meton. ook voor het deel van een kous dat den hiel bedekt. De vessem van eene kous, Claes, Bijv. op Tuerlinck (1904).
zie ook vessemen
Miljaar, mijne vessem doet zeer.
Ge trapt op mijn vessemen, kom naast mij lopen i.p.v. achter mij.
De vessem van men kuis is kapot.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.