Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. smeren
2. lekker eten, zich te goed doen. zie smeir
> In het Waasland en in de Kempen.
3. smeiren, het roken van marihuana
4. er vanonder muizen, hem smeiren, het afsmeiren, het afbollen
1) Mijne auto heb ik laten smeiren en nu smeir ik mijn boke met goeiboter en choco.
2) Toekomende zaterdag hebben we teerfeest van de fanfare en dan gaan we er eens goed van smeiren.
3) Smeiren: Jovi vroeg of ik een joint wou smeiren maar ik zei neen, omdat ik tegen drugs ben.
4) Smeirt em allemaal, ik smeir em!
Hij is het afgesmeirt.
Ze is hem gesmeirt met heel den inboedel en de kinderen.
een lastige, vervelende periode
Ze komen toekomende weken bij ons een muur uitbreken, vloeren, plakken, verven en behangen. Ik weet niet waar kruipen, het is een echte lijdentijd. Zie kruipen, niet weten waar ~
drukt op meewarige wijze een ontkenning uit
- Den Dree beweerde gisteren dat ze toekomend jaar wiet gaan legaliseren.
- Een goed gedacht is veel waard. Hij had weer wat te veel gesmoord zeker?
alles overhoop halen, de boel op stelten zetten
week vieren we onze zilveren bruiloft, ik ben er zeker van dat ons mannen hier weer alles op een eind gaan zetten.In het carnavalverlof zijn de kinderen thuis van ’t school.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.