Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
WNT: schuifeling: fluitje, in W.-Vlaand.
- ”De moordenaar stak het schuifeling en seffens verschenen er drie mannen uit den bosch”, DE BO (1873)
- ”Hij dorst zijn schuifeling niet bekijken nog”, ST. STREUVELS, Doodendans 156.
Kiekenborst is de naam voor de rachitis
WNT: kiekenborst: lichaamsgebrek
WNT: hondepint < pint
Punt, spits, uitstekend gedeelte van iets.
Door KIL. vermeld en in het Westvlaamsch gewoon. Vermoedelijk een bijvorm van Punt en dan een ander woord als het onder II) genoemde.
Pint. j. punt. Punctus, cuspis, KIL.
De pint van een nagel, van eene spelde, van eenen doorn, DE BO (1873).
De doornappels, de distels, enz. zijn met scherpe pintjes omzet, DE BO (1873).
Hondepint, eigenlijk: hondevede; eertijds, als zeemansterm, ook als schertsende benaming voor: stopper (”Bosse, bosses. Honde-pinten, Stoppers. Les Bosses sont des bouts de corde d’une médiocre longueur, aiant à leurs extrémités des noeuds nommez Cul-de-port doubles. L’usage des bosses est de rejoindre une manoeuvre rompue, ou qu’un coup de canon aura coupée”, AUBIN, Dict. de Mar. 110 (1702); verg. ook WITSEN, Scheepsb. 494 a (1671))
Mijn grootmoeder vertelde ooit dat de naam ontstaan is omdat de rode appeltjes als klokjes aan de bomen hingen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.