Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Een houwtouw, een badgedrager, een nekriempje
Ziet hem daar lopen, wat heeft den diene allemaal aan zijn brolkoord hangen?(dialect Gent: brolkuurde) Het is precies of hij zijn zakken heeft leeggemaakt en het allemaal rond zijne nek heeft hangen.
stoeltje op drie poten
De koeien werden vroeger gemolken, gezeten op een driepikkel.
dennenboom, pijnboom, geen spar
(hoorde dit woord vandaag voor het eerst van mijn grootmoeder maar vergeten te vragen welke naaldboom ze precies bedoelde)
verwant met mastentop = denappel
(Antw.) ne mast > e mastebos
(AN) mast, mastboom, den, dennenboom
Hier in de Kempen staan der veel mastenbomen.
harken
zn.: gritsel
Als de boeren het koren hadden afgedaan, gingen zij daar nog eens met de grove gritsel over, om de korenhalmen samen te gritselen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.