Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
dikke knikker
zie ook: ket
ook in Steenhuffel, Merelbeke, Gent
Kempen: boemmeket, bonket
WNT:
Knikker, stuiter, in Vlaamsch België (de bo 1873; corn.-vervl.); door vluchtige uitspraak ontstaan uit bonket, bol(le)ket (zie BONKET, Dl. III, kol. 362).
Wilt ge die bolleket ni ruilen voor 5 marbels?
knikker, glazen bolletje, kinderspeelgoed
zie ook marbel, laveur, schiethuif
Kempen: boemmeket (grote knikker)
Speelt gij liever met de ketten in het zand of op de stenen?
afkorting van ferket, vork
zie ook: ferchette, forket, versjèt, forsette en verket
Antwerpse Kempen: fringket
Pakt ge mij ook eens een ket mee uit de keuken?
afkorting van ferket, vork
zie ook: ferchette, forket, versjèt, forsette en verket
Pakt ge mij ook eens een ket mee uit de keuken?
maar dan met hoofdletter: ne Ket
inwoner van Brussel
De bekendste Kèt, Daane van d’Uugstroêt, is zeker Toots Thielemans met zijn mondmuziekske. Een andere Kèt is Johan Verminnen. Voor de ouderen onder u is dat Het Kètje (Renaat Grassin) die ze " ’t Moezeke dad e flasjke ging débouchonèire " op de radio (NIR) hebben horen debiteren.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.