Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- vrouw die altijd weet wat zeggen, vorm van ‘praatziek’ zijn (kan zowel positief als negatief zijn)
- communicatie, gepraat onder mensen
- babbeling
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: babbeling
znw. vr., mv. babbelingen. Van Babbelen met -ing.
Thans nog als Westvlaamsch opgegeven. Babbelpraat.
“Dat baart misverstand, en brengt … maar babbeling te wege” Bekker,(1691). Aanm. De Bo (1873) vermeldt Babbelinge ook in den zin van babbelaarster.
Als vrouw van de bakker moest Rita veel praten met de klanten. Ja, het is dan ook wel een echte babbelienge.
Mijn bejaarde mama gaat elke maand naar Neos, een namiddag voor senioren, daar krijgt ze nog wat babbelienge.
iemand die zich verrijkt heeft tijdens de oorlog
Woordenboek der Nederlandsche Taal: Zeepbaron. Naam, gegeven aan de personen, die tijdens de bezetting van 1914-1918, van de Duitsche overheid de toelating bekwamen om zeep te maken, waarmede zij veel geld verdienden. Bij uitbreiding is de naam overgegaan op al degenen, die tijdens den oorlog veel geld wonnen, Liev. Coopm. (1955).
in Antwerpen is/was ‘baron zeep’ een scheldnaam voor een parvenu of iemand met jannestreken
“Ik ga ’t u zeggen: De oorlog zal maar een einde nemen als de munitiefabrikanten, de zeepbarons en de ministers hun zakken hebben gevuld.” Brulez (1950).
Hier in de betekenis van “gewoonte”, “manier van doen”
“Er een erreke van weg hebben” wordt ook gezegd.
Van Dale: air
zelfstandig naamwoord • het • airs
< 1694, Frans (lucht, klimaat, uiterlijk, houding) < Latijn aer (lucht, klimaat) < Grieks aèr
houding die men aanneemt, m.n. mbt. de indruk die men wekt of wil wekken
= voorkomen, schijn, pose
hij neemt een air aan, alsof hij een hele meneer is
zie ook erreke, er een ~ van aan hebben en de andere definitie van erreke
Hij heeft er zo’n “erreke van (weg)” iemand in het midden van zijne reason te onderbreken.
Hij heeft zo de gewoonte van iemand in het midden van zijn verhaal te onderbreken.
Hier in de betekenis van “gewoonte”, “manier van doen”
“Er een erreke van weg hebben” wordt ook gezegd.
Van Dale: air
zelfstandig naamwoord • het • airs
< 1694, Frans (lucht, klimaat, uiterlijk, houding) < Latijn aer (lucht, klimaat) < Grieks aèr
houding die men aanneemt, m.n. mbt. de indruk die men wekt of wil wekken
= voorkomen, schijn, pose
hij neemt een air aan, alsof hij een hele meneer is
zie ook erreke, er een ~ van aan hebben en de andere definitie van erreke
Hij heeft er zo’n “erreke van (weg)” iemand in het midden van zijne reason te onderbreken.
Hij heeft zo de gewoonte van iemand in het midden van zijn verhaal te onderbreken.
deuntje, wijsje, liedje
eigenlijk verkleinwoord van “air”, verwant aan “aria”
Woordenboek der Nederlandsche Taal: bij air: Uit Frans air.
1. Muzikale wijs, deuntje. Veelal in den verkleinvorm. In Noord-Nederland verouderd.
zie andere definitie van erreke
en a vroeg of da’ z’ een erreke oep de liere spele wou (Wannes van de Velde – Antwerps)
verdeenen iel good eule bruud, me een gitaar, en me een erreke, in plosj van gon te werke (Crejateef Complot – Brussels)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.