Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
doek
WNT: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenst., ook voor bepaalde soorten van doeken.
Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.
Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.
Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. 2, 225 b. (WNT)
vlek, spat, plek
sproetje: bruin plakske
WMNW: Mnl. placke: oudste attestatie: Limburg 1240
WNT: plak – plek: in verschillende beteekenissen wisselt het woord, evenals plekken en plakken
Die plak op uw tshirt krijgt ge daar niet uit op een 40° was.
Van de zon krijg ik allemaal bruin plakskes op mijn vel.
vlek, spat, plek
sproetje: bruin plakske
WNT: oudste attestatie: Limburg 1240
Die plak op uw tshirt krijgt ge daar niet uit op een 40° was.
Van de zon krijg ik allemaal bruin plakskes op mijn vel.
akker, veld, plak
uitgestrekt gebied
Van Dale online: gewestelijk
Als het koren af was, lieten we op de plek altijd ne vliegaard op.
een veld, een uitgestrekte plaats, plek
Van Dale 2014 online: gewestelijk
Op de plak is plaats genoeg om te sjotten.
“Het schoolplak” was geen school. Het was gewoon de volkse benaming van het plein (“plak”) gelegen aan de Onderwijsstraat – Lange Stuivenbergstraat – Schoolstraat. (geschiedenisvanantwerpen.be/forum)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.