Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- afzwakken, langzaam in sterkte of kracht minderen, afnemen, – verzwakken, achteruit gaan (gezondheid)
- Laat dat pillicht niet de hele tijd branden, dan gaan die pillen af en sebiet als ge het nodig hebt, dan marcheert (marcheren) dat niet meer.
- Mijn schoonvader is door zijn ziekte heel hard afgegaan.
1. door uw eigen toedoen voor aap staan = SN
2. rinkelen
1. De Walter ging helemaal af toen hij tijdens zijn showke van zijne fiets viel.
2. Sorry, ik had mijn gsm niet horen afgaan.
- plank of lat van een hekwerk, stuk omheining, schutting
- ook onrusthekkens (ziekenhuis bed) = metalen of houten zijsponden aan het bed, die je omhoog kan trekken
uitspraak het Z van W-Vl: ‘skette’
afleiding: schettewerk = hekwerk
Ook in de Kempen
Tuin met schetten zie hier
- De sketten moeten altijd omhoog in kamer 2.
- Hij was curieus en zat door de schetten in de hof van de gebuurs te gluren.
plank of lat van een hekwerk, stuk omheining,
bv. ook onrusthekkens (ziekenhuis bed) = metalen of houten zijsponden aan het bed, die je omhoog kan trekken
afleiding: schettewerk = hekwerk
uitspraak het Z van W-Vl: ‘skette’
- De sketten moeten altijd omhoog in kamer 2.
- Hij was curieus en zat door de schetten in de hof van de gebuurs te gluren.
soort kiekens uit Mechelen, koekoek is de aanduiding voor de kleurslag, het patroon en de kleuren van het verenkleed
Van Dale 2014 online: Mechels hoen, Belgisch hoen behorend tot de zware vleesrassen
Mijn kinderen eten liever Mechelse koekoek dan gebraden kieken; daar is meer smaak aan zeggen ze.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.